Gemeenten hebben grote tekorten op de Wmo en de jeugdzorg, terwijl de zorgaanbieders die voor de gemeenten de zorg leveren hoge winsten maken. Hoe komt het dat zorgbedrijven zo makkelijk veel geld kunnen verdienen? In vier stukken die op de website Sociaalweb zouden verschijnen, wilde ik middels een viertal cases daar een antwoord op proberen te geven. En, inderdaad, de eerste twee stukken zijn verschenen (namelijk hier deel 1 en hier deel 2).

Deel 3 zou gaan over X, een zorginstelling in gemeente Y, die in 2020 opzien baarde door een fikse investering in lokaal vastgoed te doen. Omdat het stuk gebaseerd was op openbare gegevens, noemde ik zorginstelling X bij naam. Half maart 2021 zou het stuk op Sociaalweb geplaatst worden. Dat ging niet door: zorginstelling X had een advocaat ingehuurd die met dreigbrieven publicatie probeerde te voorkomen. Dat had succes.

Ophef over zorginstelling X

De investering in lokaal vastgoed door X leidde tot verbaasde reacties in plaatselijke kranten en in de lokale politiek. Minder opvallend, echter, was dat X ook zijn organisatiestructuur had veranderd. Na een aantal jaren als Vennootschap onder Firma (VoF) te hebben geopereerd, werd eerst de VoF in een BV omgezet en ongeveer tezelfdertijd werd er boven de inmiddels opgerichte BV een holding gezet.

In de commerciële wereld zijn dergelijke veranderingen in de bedrijfsstructuur volkomen normaal. Ik vind ze voor een zorginstelling niet normaal. Omdat in de lokale zorg marktwerking is ingevoerd vinden sommigen, waaronder bewindslieden, dergelijke constructies in een zorginstelling ook normaal. In feite maken die constructies het mogelijk op een niet-transparante wijze zorggeld weg te sluizen. Dat kan via managementvergoedingen, winstuitkeringen, een post goodwill op de balans, enz. Zoals ik eerder schreef kun je met dit soort constructies zelfs een ‘erfenis’ financieren met zorggeld.

Advocaat A van zorginstelling X stuurt een dreigbrief

Die voorbeelden van dat “wegsluizen” had ik ook in een krant gegeven en daarbij zorginstelling X als voorbeeld genoemd. Dat schoot de directie van X (laten we zeggen W) kennelijk in het verkeerde keelgat, want W schakelde haar advocaat A in om mij een dreigbrief te schrijven. De advocaat betoogde daarin dat mijn “beschuldigingen en insinuaties zeer schadelijk zijn voor de reputatie van cliënte (=W). De beschuldigingen (…) hebben ook geen feitelijke basis en zijn ongegrond. De uitingen zijn dan ook onrechtmatig (…).” Dat ik emeritus-hoogleraar ben, bleek ook nog eens een “verzwarende omstandigheid”. De advocaat concludeerde dat als ik deze “insinuaties” in de toekomst weer zou uiten, zijn cliënte “zonder nadere aankondiging” rechtsmaatregelen zou treffen.

Dreigbrief
Bron: pixabay.com

Het interessante effect van zo’n blafbrief is dat je je doodschrikt. Je eerste reactie is: “Wat gebeurt mij hier, word ik voor de rechter gesleept?” De tweede reactie is: “Wat heb ik fout gedaan?”  Dan wordt het tijd om een paar juristen te raadplegen. Dezen verzekerden mij dat als je je beweringen baseert op openbare bronnen en ze neutraal brengt, er niets fout kan gaan. Juist! Probleem was wellicht de uitdrukking “geld wegsluizen”. Dat insinueerde (inderdaad, de terminologie waar de advocaat voortdurend gebruik van maakte) te veel. Het was beter geweest het neutralere “geld overboeken”, of een soortgelijke frase te gebruiken.

De feitelijke basis achter niet te traceren geldstromen

Aangemoedigd door de dreigbrief van advocaat A, besloot ik dieper in de (openbare) financiële boeken van X te duiken. Was er nu wel of niet een “feitelijke basis” voor mijn opmerkingen? Ik probeerde dus na te gaan hoe de overging van de VoF naar de BV en de invoering van de holding financieel waren afgehandeld. Dat was niet eens eenvoudig. De financiële effecten van die veranderingen in de bedrijfsstructuur van X waren namelijk niet erg transparant weergegeven.

Na lang puzzelen kon ik bij benadering reproduceren wat er gebeurd was. In 2018 en 2019 bleek een bedrag aan zorggeld van tussen 550.000 en 700.000 euro overgeboekt naar een onbekende bestemming. Dat was deels of geheel ook inkomen voor de directie W. Of dat veel is of niet, is ook weer een kwestie van smaak. Feit was dat die overboekingen alleen maar indirect uit de rapportages te halen waren. Ik besloot mijn berekeningen aan advocaat A toe te sturen met een verzoek om commentaar.

Directie W van X corrigeert geen berekeningen

Berekeningen
Bron: unsplash.com

Ik vroeg A om te bevestigen dat er bij de overgang van de rechtsvorm van een VoF naar een BV geld uit zorginstelling X was gehaald. En zo ja, waarheen dat bedrag dan was overgemaakt? Zo nee, wat er dan niet klopte in mijn berekeningen? Het antwoord van W via de advocaat is het waard om deels geciteerd te worden. “Het is niet aan cliënte om uw berekening te gaan corrigeren, te meer omdat u steeds in deze berekeningen uitgaat van aannames en vermoedens. Een en ander blijkt ook uit de toelichting op uw berekeningen. (…)  Cliënte ziet daarom geen enkele noodzaak om uw berekeningen te corrigeren, te meer omdat de accountant heeft bevestigd dat niets is verzilverd of weggesluisd.”

Verder liet advocaat A mij opnieuw weten dat ik vooringenomen zou zijn met betrekking tot zijn cliënte en mij bediende van “vermoedens, insinuaties en tendentieuze beschuldigingen”. Ik had echter slechts vragen gesteld. Of vragen tot een beschuldiging zullen leiden, hangt van de antwoorden af. Het probleem was dat de advocaat in opdracht van zijn cliënte geen antwoorden gaf.

Advocaat A spuwt opnieuw vuur

Vervolgens checkte ik nog eens de berekeningen van de effecten van de overgang van VoF naar BV en de introductie van de holding. Ik schreef er een stukje over en stuurde dat naar de advocaat. De berekeningen voegde ik er dit keer niet bij, die had ik immers al eerder opgestuurd. Ik vroeg het stuk op feitelijke onjuistheden te checken. Dat gebeurde – op een paar details na – niet. De advocaat spuwde weer vuur, maar corrigeerde mijn berekeningen niet. Zijn conclusie was desondanks:

“Het door u voorgelegde artikel is geheel onhoudbaar. De beschuldigingen [aan zijn cliënte, HV] zijn uitermate tendentieus en misleidend. Bovendien zijn uw berekeningen voor het overgrote deel niet onderbouwd of aantoonbaar onjuist. Van een academicus mag verwacht worden dat zorgvuldig en gedegen onderzoek gedaan wordt. Gezien de onjuistheden en de aannames uit uw artikel is dat evident niet het geval. Voor cliënte is dat dan ook onacceptabel. Indien u overgaat tot publicatie van deze onjuistheden, dan handelt u onrechtmatig jegens cliënte. Publicatie van het artikel in de huidige vorm zal dan ook met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ertoe leiden dat cliënte rechtsmaatregelen tegen u zal treffen.”

Let wel: hoewel mijn berekeningen “niet onderbouwd of aantoonbaar onjuist” zouden zijn, toonde de advocaat zelf niets aan. Mijn berekeningen waren gebaseerd op de jaarrekeningen van X die openbaar toegankelijk zijn. Advocaat A echter stelde daar geen alternatieve berekeningen tegenover.

Het repeteergeweer van advocaat A

Na deze brief van advocaat A checkte ik opnieuw de berekeningen. Nog meer probeerde ik de bevindingen in neutrale bewoordingen te herformuleren in een nieuwe versie. Die nieuwe versie stuurde ik ter informatie naar A.

Repeteergeweer
Bron: creativecommons.org

Ik vroeg niet meer om een reactie, maar die kwam er wel degelijk. Het repeteergeweer van advocaat A stond nog steeds klaar: “Voor cliënte is het duidelijk dat uw artikel zich louter richt op het schaden van haar onderneming. Daarbij bemerk ik dat u zich om de haverklap bedient van evident misleidende kwalificaties of insinuaties, wat niet nodig zou zijn geweest als u een daadwerkelijke misstand had bespeurd. De publicatie van het artikel, ongeacht het medium, zal dan ook onrechtmatig jegens cliënte zijn. Cliënte zal bij publicatie, in overleg met ondergetekende, passende rechtsmaatregelen treffen.”

Advocaat raakt doel

Advocaat
Bron: pixabay.com

Het derde stuk in de serie op de website Sociaalweb zou dus gaan over zorginstelling X. Toen ik de finale versie van het stuk aan Sociaalweb stuurde, zond ik eerlijkheidshalve ook de correspondentie met de advocaat mee. De redacteur had mij toegezegd de stukken te zullen publiceren. Helaas, na inzage van de brieven van advocaat A begonnen de eigenaren van de website zich ermee te bemoeien.

Publicatie van het stuk werd uitgesteld en uitgesteld, totdat ik de volgende mededeling ontving van de redacteur. “Ik heb helaas slecht nieuws. Zojuist met de directie besproken of we het artikel gaan publiceren, en zij zien daar op dit moment helaas toch van af. Mede omdat ons bedrijf nog vrij klein is en nog niet is uitgerust met bijvoorbeeld een buffer voor dit soort juridische kwesties, hebben zij op dit moment besloten het risico op een claim/zaak niet te lopen.” Het aanhoudende mitrailleurvuur van de advocaat en zijn cliënte had doel getroffen.

De les

Voor zorginstellingen die niet willen dat er over hen geschreven wordt: huur een dure advocaat in die in staat is continu dezelfde bedreigingen op te schrijven. Er zal wellicht iemand bang van worden.

Noot: Dit stuk is “op persoonlijke titel” geschreven, dat wil zeggen het is niet geschreven namens een organisatie waar ik werk voor verricht. Het stuk is gebaseerd op de feitelijke correspondentie tussen de niet met name genoemde advocaat en mijzelf.  


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.