In deze blogpost ga ik nog een keer in op de reacties die op LinkedIN waren verschenen op mijn blogpost over behandelaren in de jeugdzorg die geen onderscheid tussen lichte en zware zorg wensen te maken. In een eerdere post ging ik er meer in het algemeen op in. Hier dan toch wat meer directe reacties op de man gericht: ad hominem, om met Wilbert van Rooij te spreken. De meeste aandacht gaat hier weer naar Van Rooij uit. Hij had ook wel de moeite genomen om zeer uitgebreid te reageren. Op de nuttige reacties van enkele anderen reageer ik niet, maar uiteraard wel dank voor deze reacties.
Wilbert van Rooij: ad hominem
Laten we maar beginnen met psychiater Wilbert van Rooij te citeren. Hij richt zich als volgt tot mij:
“Uw gebrek aan inhoudelijke kennis valt me echter tegen. Hierdoor is uw analyse nogal oppervlakkig, rancuneus en inhoudelijk weinig valide. U vond het blijkbaar nodig om ad hominem devaluerende kwalificaties als “roeptoeters”, “desinformatie” en “verdraaiingen” te gebruiken om uw mening ten beste te geven over de ernstige problemen in zowel GGZ als jeugdzorg.”
Wilbert van Rooij
Inderdaad, die termen heb ik gebruikt en wel met een goede reden. Het probleem waar ik aandacht aan besteedde was dat niet alleen ik, maar ook diverse commissies, instanties en personen, constateerden dat er veel lichte zorg in de jeugdhulp wordt gegeven, terwijl kinderen met complexe problemen op wachtlijsten terechtkomen. Welke inhoudelijke kennis ervoor vereist is om dat te constateren, is mij niet duidelijk. De inhoudelijke kennis die wel nodig is, is de kennis over wat lichte zorg en wat zware zorg precies is. Hiervoor hebben we wellicht de behandelaren nodig. Maar wat dat betreft is er een probleem.
Wilbert van Rooij: ik ken alleen zware zorg
Lees maar weer eens hoe Wilbert van Rooij zich tot mij richt:
“U slaat de plank echter mis met gratuite stereotyperingen van hulpverleners en patiënten en laat merken niet echt geïnteresseerd te zijn in wat er in de praktijk mis gaat in deze sectoren. Het kost mij en vele collega’s steeds meer moeite om mensen met ernstige gezondheidsproblemen tijdig en adequaat te kunnen helpen om ongelukken te voorkomen (wat helaas niet altijd lukt).”
Wilbert van Rooij
Met andere woorden, behandelaren als Van Rooij noemen het bestaan van lichte zorg niet eens. Behandelaren vinden kennelijk alle zorg die zij verlenen zware zorg, precies wat ik beweerde over behandelaren. Dus, daarom maken zij zich niet druk om lichte zorg: alle zorg is immers zwaar.
Behandelaren willen inderdaad niet meewerken aan het onderscheid maken tussen lichte en zware zorg. De behandelaren die een rechtszaak tegen de NZa begonnen zijn, claimen dat de gegevens die de behandelaren (moeten) aanleveren, gebruikt zullen worden om “in de toekomst te kunnen rechtvaardigen dat het bieden van passende, complexe zorg (…) ‘niet efficiënt’ is en daardoor moet worden afgeschaft”. Dit zuigen deze behandelaren uit hun duim, want dat staat nergens bij de NZa opgetekend. Dit kan ik daarom niet anders uitleggen dan als een verdraaiing van de bedoeling van de NZa. Hoe zou Van Rooij deze uitleg anders willen noemen: een vrije interpretatie, een Bijbellezing?
Wilbert van Rooij: marktwerking is de boosdoener
We hebben nog een citaat van Van Rooij:
“Hierbij liet de NZa het categorisch afweten in haar functie als toezichthouder, om uitwassen van het marktafhankelijke zorgstelsel te voorkomen. Bovendien stimuleerde introductie van marktwerking in het zorgstelsel dat lichtere problematiek lucratiever werd voor commerciële zorgbedrijven en intensievere zorg verdween.”
Wilbert van Rooij
Dit onderwerp van de marktwerking heeft indirect met het probleem lichte versus zware zorg te maken. Zeker, marktwerking in deze sector van de zorg levert wantoestanden op (ik heb daar diverse malen over geschreven), maar om daar een eind aan te maken moet je niet bij de NZa, maar bij de Kamer en/of de gemeenten zijn. Onze Parlementariërs tonen echter weinig motivatie om de marktwerking in de jeugdhulp af te schaffen. De gemeenten laten het misbruik, de slechte kwaliteit van de zorg en het incasseren van miljoenenwinsten door semi-criminele zorgaanbieders tot nu toe gewoon voortwoekeren. Ook daar heb ik over geschreven.
Zeker is het waar dat marktwerking bij de jeugdzorg het aanbieden van lichte zorg ten koste van complexe zorg heeft bevorderd. Maar ook bij commerciële zorgbedrijven werken behandelaren die kennelijk aan die tendens hebben meegewerkt.
De boosdoeners
Laatste citaat van Van Rooij: “Vraag is dus: Wie verspreidt er eigenlijk desinformatie?” OK, ik zal de boosdoeners opsommen. Het zijn ten eerste de behandelaren die zeggen dat de NZa complexe zorg wil afschaffen, terwijl de NZa die juist beter wil belonen. Het is Wilbert van Rooij die zegt dat staatssecretaris Maarten van Ooijen alle jeugdzorg wil afschaffen, terwijl Van Ooijen wil dat er minder een beroep op lichte zorg wordt gedaan, zodat er meer ruimte komt voor zware zorg.
Verrassend genoeg is ook de wethouder Jeugdzorg van Amsterdam Marjolein Moorman, wethouder Jeugdzorg in Amsterdam, een boosdoener. Zij beweerde in de Volkskrant van 12 april j.l dat een onderscheid tussen lichte en zware zorg ouders zou kunnen afschrikken wier kind al maanden op een wachtlijst staat. Ook dat laatste is een bijzondere verdraaiing van de bedoeling van, in dit geval, de staatssecretaris. Hij wil juist door minder lichte zorg aan te bieden ervoor zorgen dat dit kind van de wachtlijst afkomt.
Chris(tiane) De Waele: Verbon wil marktwerking
Mevrouw de Waele is advocaat. Met dat beroep kun je natuurlijk niet alles lezen. Haar reactie:
“De man is em. hoogleraar financiën. Heeft wellicht heftig mee bedacht en geïnvesteerd aan het vermarktwerkingen van de zorg. Tja en je weet wat er dan gebeurt, hè? Dan MOET het zelfbedachte model waar zijn. Dus als de feiten dan gaan wringen en kinderen kapotgaan, dan gaan we op papier de klokkenluiders ad hominem afmaken – kill the messenger, want ik en mijn matties hadden aan de tekentafel zo’n leuk model bedacht dat op papier zo veel ‘efficiëntie’ bereikte.”
Chris(tiane) De Waele
Die reactie zal ik maar met de mantel der liefde bedekken. Mocht ze nog eens tijd hebben om mijn mening te vernemen: ik heb diverse malen over marktwerking in de lokale zorg geschreven en geen enkele keer positief.
Chris(tiane) De Waele: Verbon kent de data niet
Dan nog een citaat van haar dat van Conan Doyle schijnt te komen: “It is a capital mistake to theorize before one has data. Insensibly one begins to twist facts to suit theories, instead of theories to suit facts”. Leuk hoor zo’n citaat, maar in het algemeen is deze opvatting niet erg vruchtbaar. Als de oude Grieken zich aan deze wetenschapsfilosofie van Conan Doyle hadden gehouden, zouden zij bijvoorbeeld geen atoomtheorie hebben kunnen ontwikkelen. Er zou weinig oud-Griekse beschaving geweest zijn. Heel lang zou er helemaal geen wetenschap geweest zijn. Waar zou de wetenschap nu zijn als wetenschappers de quote van Conan Doyle ter harte hadden genomen. We zouden met onze kennis misschien nog in het tijdperk van de Middeleeuwen zijn.
Mevrouw De Waele heeft het natuurlijk niet over de oud-Grieken of de Middeleeuwen. Ze suggereert dat ik maar wat beweer over lichte zorg. Zij heeft kennelijk ook niet de rapporten van diverse commissies gelezen die de ‘overconsumptie’ van lichte zorg hebben besproken. Laten we er maar weer eens zo’n rapport bijhalen. Bijvoorbeeld het rapport ‘Stelsel in groei’ van de AEF.
AEF: steeds meer rijkere ouders krijgen jeugdhulp
De AEF heeft naar de kosten van jeugdhulp gekeken. Dit rapport benoemt heel pragmatisch lichte zorg als zorg die relatief goedkoop is. Ambulante zorg, bijvoorbeeld, kan lichte zorg genoemd worden, volgens de AEF, omdat de kosten ervan veel lager zijn dan van jeugdzorg-plus. Op blz. 15 van het AEF-rapport lezen we dat “een verschuiving van lichtere naar zwaardere vormen van jeugdhulp kan leiden tot stijgende kosten per cliënt. Dit lijkt niet het geval.” Dus vooral het gebruik van lichte jeugdhulp is gestegen. Dan komt de AEF op blz. 32 tot het voorstel om een inkomensafhankelijke bijdrage in te voeren:
“De achtergrond van deze keuze ligt onder andere in de discussie in hoeverre de maatschappij moet bijdragen aan jeugdhulp bij lichte problematiek wanneer de ouders voldoende draagkrachtig zijn om zelf hulp te kunnen betalen; en of het niet juist deze ouders zijn die het beste de weg naar jeugdhulp weten te vinden. In het volume-onderzoek werd ook duidelijk dat het mediane inkomen van gezinnen met jeugdhulp stijgt, met name voor lichtere vormen van jeugdhulp.”
AEF, Stelsel in groei
Conclusie, het aandeel van lichte jeugdhulp in de totale kosten is gestegen en daar profiteren vooral draagkrachtige ouders van. Dit heeft dan weer helemaal niets met “vermarktwerkingen” (sic) te maken. Het heeft te maken met het verschijnsel dat jeugdhulp steeds meer gebruikt wordt door ouders die het eigenlijk niet nodig hebben of het in ieder geval zelf kunnen betalen.
Wilbert van Rooij: vaktherapie is effectief
En dan krijgen de kinderen van die ouders ook nog eens therapieën waarvan de effectiviteit niet bewezen is, zoals vaktherapie. Is dat zo? Nee hoor, schrijft Van Rooij, en hij gooit acht links over de schutting waarin bewezen zou worden dat vaktherapie wel effectief is. Ga ik die allemaal lezen? Nee natuurlijk, hoe kan ik een studie serieus nemen waarin een muziektherapeut aantoont dat muziektherapie effectief is? Dat is toch de clichématige slager die zijn eigen vlees keurt.
Maar zelfs als al die studies aantonen dat vaktherapie effectief is, blijft de vraag staan, of die therapieën door de gemeenten vergoed moeten worden. Gaat het hier om kinderen met complexe problemen, of gaat het hier om de behandeling van problemen die ook door de ouders met enig geduld of aandacht hadden kunnen worden opgelost? Met andere woorden, gaat het om lichte zorg of complexe zorg? Het AEF-rapport zou ongetwijfeld zeggen: lichte zorg. Dan laten we dus kinderen van rijke ouders dansen op kosten van de gemeente, zoals ik – inderdaad: cynisch – reageerde op de opinie van wethouder Moorman.
Ik vermoed zo dat het probleem hier is dat voor sommige kinderen met complexe problemen een vorm van vaktherapie effectief kan zijn. Dan zou vaktherapie dus voor deze kinderen uiteraard door de gemeente gefinancierd moeten worden. Maar dan moeten we natuurlijk eerst weten welke kinderen complexe problemen en welke kinderen lichte problemen hebben. Dat onderscheid zou de NZa graag willen maken, met behulp van behandelaren. Maar, daar gaan we weer, daar willen behandelaren niet aan meewerken. Kortom, een deadlock.
Hoeveel kinderen krijgen nu eigenlijk jeugdhulp?
Tilly Cordia meldt op basis van deze CBS-publicatie dat in 2021 ongeveer 1 op de 10 kinderen (dus 10%) betaalde jeugdhulp ontvingen. Dat zou vreemd zijn, want staatssecretaris Maarten van Ooijen meldde dat ongeveer 1 op de 7,5 kinderen (13%) in 2021 jeugdhulp ontvingen. Hoe kan dat? Het staatje hieronder uit de CBS-publicatie geeft een antwoord.
10% van de kinderen van 0-22 jaar krijgt jeugdhulp. Maar voor de 18-22 jarigen gaat het om verlengde jeugdhulp. Als we alleen de 0-17 jarigen nemen, krijgen we het percentage van 13% dat Van Ooijen ook noemt.
Is dat een hoog percentage, of moeten we dat ‘normaal’ vinden? Is het normaal, dat terwijl Nederlandse kinderen de gelukkigste kinderen van de wereld zijn, toch 13 procent een beroep doet op jeugdhulp? Hoe kan het dat negen op de tien Nederlandse 15-jarigen tevreden zijn met hun leven, terwijl uit het staatje hierboven volgt dat van de leeftijdsgroep van 12-17 jarigen maar liefst 15 procent jeugdhulp krijgt? Is het om een door mij gerespecteerde psychiater te citeren (zie boek hiernaast), omdat individuele en sociale ontwikkelingen op grote schaal worden gemedicaliseerd? En betekent deze medicalisering dan inderdaad dat ze het “normale gedrag abnormaliseert”? Inderdaad, beter dan Damiaan Denys kan ik die vraag niet opwerpen.
Ik denk dat mijn antwoord “ja” zou luiden. Van normale problemen maken we met zijn allen zware problemen en behandelaren doen daar aan mee.
0 reacties