Voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking die zelf moeilijk hun huis kunnen schoonhouden is er de Wmo. Deze Wet Maartschappelijke Ondersteuning (Wmo) biedt, onder meer, huishoudelijke hulp aan mensen die niet ‘zelfredzaam’ zijn. Ook moet je dan niemand in je omgeving hebben die jou zou kunnen helpen met bijvoorbeeld ramen lappen. De Wmo wordt uitgevoerd door gemeenten die ook de kosten betalen voor de verleende hulp. Maar de gemeente moet die hulp ook betalen voor miljonairs die aan de voorwaarden voldoen.

Goedkope huishoudelijke hulp van de gemeenten

Kasteel met ramen;
Bron: unsplash.com

De Wmo is namelijk handig als je een kasteel bewoont met heel veel ramen die je onmogelijk allemaal zelf kunt lappen. Laten we aannemen dat jouw door de gemeente bekostigde huishoudelijke hulp acht uur per week met ramen lappen en andere klusjes bezig zal zijn. Dat hoef jij dan, als niet-zelfredzame kasteelbewoner, in ieder geval niet zelf te doen. Het bespaart jou ook nog eens geld.

Is die huishoudelijke hulp dan gratis? Nee, dat ook weer niet. Voor een hulp van de Wmo betaal je zo’n 20 euro per maand. Dat is dus niet gratis, maar het is wel heel wat minder dan als je zelf een hulp zou inhuren. Dat zou je in dit geval – grove schatting – minstens 300 euro per maand kosten. Dus, vijftien keer zo duur. Kassa!

Inkomensafhankelijke huishoudelijke hulp …

Je vraagt je natuurlijk af waarom de overheid kasteelbewoners wil subsidiëren. Het antwoord is, dat ze dat eigenlijk niet wil. Maar het alternatief wil – of eigenlijk wilde – de overheid ook niet. Dat alternatief is het recht op huishoudelijke hulp inkomens- of vermogensafhankelijk te maken. Dat was het voor 1 januari 2019 wel. Mensen betaalden toen een eigen bijdrage voor huishoudelijke Wmo-hulp. Die eigen bijdrage hing af van inkomen en vermogen en van het aantal uren hulp dat men kreeg. Dus, de eigen bijdrage van de kasteelheer of -vrouw was substantieel hoger dan de eigen bijdrage van iemand in de bijstand met maar een paar te lappen ramen. Overigens was dat verschil ook weer niet erg dramatisch. Zoals uit deze publicatie van de VNG blijkt, was de gemiddelde eigen bijdrage van mensen met een inkomen hoger dan 60 duizend euro ongeveer 145 euro per maand.

…heeft nadelen

Het nadeel van een inkomens- en vermogensafhankelijke regeling is bekend. Het heeft het karakter van een belasting. Naarmate je meer inkomen verdient, betaal je meer voor je hulp. Dat betekent dat het loont om je situatie slechter voor te stellen dan die in werkelijkheid is. Bovendien is het nooit helemaal duidelijk welk inkomen voor jou relevant is. Telt je partner nu wel of niet mee? Wat is precies je vermogen? Kortom, als de regeling al niet fraudegevoelig is, dan is die in ieder geval ingewikkeld.

Bovendien is zo’n regeling ook nadelig voor middeninkomens. Zij gaan meer betalen voor de hulp dan minima. Bovendien zal hun eigen bijdrage toenemen als hun inkomen toeneemt. De eigen bijdrage is echter gemaximeerd, zodat de hoogste inkomens een vast bedrag voor de hulp betalen. Zij betalen dus niets extra als hun inkomen toeneemt. De huishoudelijke Wmo-hulp heeft voor hen dus niet het karakter van een belasting en voor de middeninkomens wel.

2019: invoering van een abonnementstarief

Ramen lappen
Bron: unsplash.com

Het is daarom geen verrassing dat de regering per 1 januari 2019 de inkomensafhankelijke regeling had opgeheven. Het was wel een verrassing dat er het uniforme abonnementstarief van zo’n 20 euro per maand voor in de plaats kwam. De gemeenten maakten daar grote bezwaren tegen. Een gemeente als Apeldoorn had al voor de invoering van het abonnementstarief aangegeven een “aanzuigende werking” ervan te vrezen. Oftewel, Apeldoorn, maar ook vele andere gemeenten, zagen in dat bijna gratis huishoudelijke hulp van de gemeente tot een stormloop op die hulp zou leiden. Ook, of misschien wel juist van hogere inkomens.

De wetgever negeerde deze vrees en maakte het voor gemeenten een voldongen feit dat zij het lappen van ramen voor kasteelheren en/of -vrouwen moesten subsidiëren. Als die heren en vrouwen daar tenminste wegens een ‘gebrek’ recht op hadden. Gemeenten mochten dan niet op eigen houtje besluiten dat kasteelbewoners zelf wel een huishoudelijke hulp zouden kunnen bekostigen. Als ze dat zouden proberen, vonden ze de rechter op hun weg.

… vooral aantrekkelijk voor hoge inkomens

Je vraagt je natuurlijk direct af, zouden er zulke kasteelbewoners zijn die hun ramen grotendeels op kosten van hun gemeente willen laten lappen? Het antwoord daarop kan ik natuurlijk niet geven. Het is echter wel bekend hoeveel mensen met een hoog inkomen na de invoering van het abonnementstarief hun gemeente om huishoudelijke hulp zijn gaan vragen. Uit de memorie van toelichting (MvT) bij een recent wetsvoorstel (waarover zo dadelijk meer, hier te vinden), kunnen we echter wel het een en ander afleiden.

Kijken we op blz. 10 van die MvT. We zien daar dat van de mensen met een inkomen tussen 50 en 100 duizend euro het aantal cliënten met huishoudelijk Wmo-hulp voor de invoering van het abonnementstarief gelijk was aan 13.785. Nadat huishoudelijke hulp nog maar 20 euro per maand kostte, was dat aantal echter bijna drie keer zo groot geworden, namelijk 37.855. Voor mensen met een inkomen hoger dan 100 duizend euro is het aantal cliënten dat op kosten van de gemeente huishoudelijke hulp ontving zelfs meer dan verdrievoudigd, namelijk van 1.660 naar 5.290. Curieus is dat na de invoering van het abonnementstarief het aantal mensen met een laag inkomen dat gebruik maakte van de huishoudelijke Wmo-hulp juist daalde. Je zou haast denken dat het toegenomen gebruik door hogere inkomens ten koste is gegaan van de mensen die het waarschijnlijk echt nodig hebben en het in ieder geval niet zelf kunnen betalen. 

Zigzag terug naar een inkomensafhankelijke regeling

Het gebruik van door de gemeente vrijwel gratis aangeboden huishoudelijke hulp is dus vooral gestegen bij de hoge inkomens. Dan kun je toch alleen maar concluderen, dat hogere inkomens niet meer zouden mogen profiteren van deze gratis voorziening. Dat is in ieder geval de conclusie van de regering zelf:

“Om zorg en ondersteuning voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden is het – gelet op de uitdagingen die op het Wmo-domein afkomen (…) – essentieel dat mensen alleen een beroep doen op Wmo-voorzieningen voor zover zij dat echt nodig hebben en dat zij naar (financiële) draagkracht bijdragen wanneer zij van die voorzieningen gebruik maken.”

Memorie van Toelichting

Hoe gaat de regering dit voor elkaar krijgen? Welnu, zij voert net als voor 2019 weer een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) in. In het voorstel betalen de laagste inkomens nog steeds het abonnementstarief van 20 euro. Vanaf een inkomen van ongeveer 30 duizend euro betalen cliënten bovenop de 20 euro echter een eigen bijdrage die oploopt met hun inkomen. Vanaf inkomens van rond de 50 duizend euro is de eigen bijdrage een vast bedrag van 275 euro per maand.

Dit lijkt dus wel heel erg op een zigzagbeleid. Eerst is de regeling inkomens- en vermogensafhankelijk. Als de nadelen daarvan duidelijk zijn geworden (zie boven), wordt de regeling een vast tarief. Als blijkt dat het grote nadeel daarvan is dat vooral hoge inkomens de regeling gaan gebruiken, wordt de regeling weer inkomensafhankelijk. Het lijkt een beetje op paniek om de oude methode – wel enigszins gewijzigd – weer uit de kast te halen. Hoge inkomens krijgen nu geen recht op gratis huishoudelijke hulp, maar krijgen nu een prikkel om hun inkomen lager voor te stellen dan het in werkelijkheid is.

Cold-turkey regeling

Ik ben meer voor een cold-turkeyregeling. Alleen de allerlaagste inkomens krijgen gratis huishoudelijke hulp van de gemeente. De andere inkomens betalen zelf de kosten voor hulp. Laten we zeggen dat het zogeheten gestandaardiseerde inkomen van een huishouden lager moet zijn dan 20 duizend euro, maar het mag natuurlijk ook 30 of 40 duizend euro zijn. Bovendien moet de persoon die wegens een fysieke of mentale beperking recht op huishoudelijke hulp heeft minstens 30 jaar oud zijn. Voor jongeren gaan we ervan uit dat zij ouders, familie of kennissen hebben die hen kunnen helpen. De regeling moet weer niet te veel cold-turkey zijn om grote schokken te voorkomen. De eis van 20 duizend euro zou ik dan als volgt invullen. Een huishouden dat de afgelopen vijf jaar gedurende drie jaar minder dan 20 duizend euro inkomen kon besteden kan recht hebben op huishoudelijke hulp.

Laten we een simpel voorbeeld nemen, namelijk een alleenstaande van 30 jaar die niet in staat is zijn eigen ramen te lappen. Hij heeft de afgelopen vijf jaar een inkomen gehad van 19 duizend euro. Nu blijkt hij op zijn 30e verjaardag plotseling meer dan 20 duizend euro besteedbaar inkomen te hebben. Hij verliest echter zijn huishoudelijke hulp niet, want de afgelopen vijf jaar lag zijn inkomen onder de 20 duizend euro. Volgend jaar verliest hij zijn hulp ook niet, want dan heeft hij in de afgelopen vijf jaar gedurende vier jaar een inkomen onder de 20 duizend euro. Hij verliest pas zijn hulp op 33-jarige leeftijd. Zo heeft hij drie jaar de tijd om te sparen voor een huishoudelijke hulp.

Cold turkey heeft minder een belastingeffect

In deze opzet is er alleen voor mensen die de inkomensgrens passeren een marginaal tarief dat hoger dan 100 procent kan zijn. Die grote klap in zijn netto inkomen door het verlies van gratis hulp kan echter over een aantal jaren worden uitgesmeerd. Verder gaat er voor geen enkel ander inkomensniveau een belastingeffect uit door de inkomensafhankelijkheid van de hulp. Een nieuw toeslagenschandaal kan zich alleen voordoen voor huishoudens wier inkomen zich rond de grens van 20 duizend euro beweegt. Dat moet te behappen zijn voor de belastingdienst.

En nog een voordeel, hoe lager de inkomensgrens des te minder huishoudens recht op gratis hulp krijgen. Dan zijn er dus ook minder huishoudens die met hun inkomen kunnen sjoemelen. Een nadeel van een lage inkomensgrens is natuurlijk dat minder mensen geholpen worden met Wmo-hulp. Voor de middeninkomens, met name, geldt dat ze bij een lage inkomensgrens uit de boot vallen. En die middeninkomens zijn al de dupe van al die inkomensafhankelijke toeslagen die voor hen hoge marginale tarieven impliceren.

Wat precies middeninkomens zijn is overigens niet duidelijk. Laten we zeggen dat dit huishoudens zijn met een gestandaardiseerd inkomen tussen de 20 en 50 duizend euro. Als je deze middeninkomens wilt sparen, kun je de inkomenseis optrekken naar 50 duizend euro. Of je dat wilt is een politieke keuze, want daar zitten natuurlijk weer nadelen aan. Als zoveel mensen recht op gratis hulp kunnen krijgen, blijft het een dure regeling voor de gemeenten.

Hoe dan ook

Deze cold-turkey light methode om het recht op ‘bijna’ gratis huishoudelijke hulp te bepalen – en vooral de beëindiging daarvan – neemt een aantal van de bezwaren van een inkomensafhankelijke regeling en een vast abonnementstarief weg. Natuurlijk is dit ook niet de ideale regeling, die bestaat namelijk niet.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.