Het is een beetje mosterd na de maaltijd. Toch gaan we het nog even hebben over het TV-programma Zomergasten van 6 augustus jl. Daarin interviewde Theo Maassen Khadija Arib uitgebreid over de kwestie van de “onveilige werksituatie” op de griffie van de Tweede Kamer (in uitzending gemist van ongeveer 2:00 uur tot 2:25 uur). Daarvoor zou Khadija Arib volgens anonieme briefschrijvers verantwoordelijk zijn geweest. Op Wynia’s Week heb ik daarover al het een en ander gezegd. Hier doe ik nog een beetje extra ‘close listening’ van het interview.
Waarom doen we dit? Om nog eens uit te leggen dat Theo Maassen nauwelijks wist waar hij het over had, toen hij mevrouw Arib diverse beschuldigingen voor de voeten wierp. Dat is dan nog de gunstige interpretatie. De minder gunstige interpretatie is dat Maassen er van tevoren van overtuigd was dat mevrouw Arib schuldig was. Daarin stond hij niet alleen. Dat was bijvoorbeeld ook het geval bij journalist Jesse Frederik die in alles de schuld van Arib zag.
Gelukkig zagen ook sommige tv-recensenten dat Theo Maassen lomp over Khadija Arib probeerde heen te walsen.
Wat de pers zei over Maassen’s interview met Khadija Arib.
Het Parool vond het een meesterlijke zet dat Maassen in een bulderlach uitbrak toen Arib maar niet wilde toegeven dat zij ambtenaren intimideerde. Maassen “vond het onbedaarlijk grappig dat iemand zo vol overtuiging haar eigen goedheid kon benadrukken. Kon ze niet gewoon toegeven dat ze, zoals ieder mens, ook onaangename kanten heeft?” Niet alle Parool-lezers waren gecharmeerd van de bulderlach van Maassen. Zo schrijft een lezer: “Ook al zou achteraf blijken dat Arib fout zat, dan nog had Theo Maassen niet het recht om haar te veroordelen en uit te lachen. Dit was een typisch staaltje trial by media.”
De Volkskrant schrijft: “De eerder vooral empathische Maassen ging er fel in, vooral toen Arib fulmineerde over de rol van huidig Kamervoorzitter Vera Bergkamp, die een onderzoek instelde naar de beschuldigingen. (…) Zo werd een voortreffelijke Zomergasten plots een soort amateurrechtszaal.”
De tv-recensent van Trouw schrijft: “In zijn gesprek zondag met Khadija Arib barstte hij op een gegeven moment in een nogal lomp lachen uit, de oud-Kamervoorzitter verwijtend dat ze geen zelfkennis heeft. “Nobody is a villain in his own mind”, zei hij, hiermee de onder vuur liggende Arib alvast veroordelend voordat het officiële onderzoek naar haar handelwijze zelfs maar is begonnen.”
HP/DeTijd geeft een persiflage van Theo Maassen’s houding tijdens het interview door te suggereren dat er een anonieme melding was gekomen dat hij een 62-jarige vrouw (Arib is 62 jaar) in de billen had geknepen. In een kennelijk verzonnen dialoog schrijft de tv-recensent: “Maar iets anders, Theo. Doe eens aan zelfonderzoek. Je weet heus wel wat je hebt gedaan, toch?’ ‘Eh nee, dat weet ik niet…’ ‘De meeste mensen reflecteren op hun eigen handelen, jij toch ook?’ – ‘Ja, maar ik heb geen vrouw in haar billen geknepen.’ ‘Nou Theo, iedereen doet wel eens iets dat niet mag, dus kom op.’ – ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ ‘Mag ik je hand even vasthouden, Theo?’– ‘Waarom?’ ‘Je bent zo’n aardige vent.’ ”
Maassen dacht dat het ging om “wangedrag” door Arib …
Als het niet de tv-recensenten zelf zijn, dan zijn het – zoals in Het Parool – de lezers die zich storen aan het lompe en ongeïnformeerde gedrag van Maassen. Maassen zei dat hij zich uitgebreid had ingelezen over deze kwestie. Wat hij daaruit had opgemaakt was dat Arib het hele ambtelijke apparaat intimideerde. Het ging echter, zoals Arib probeerde duidelijk te maken, over topambtenaren, namelijk de directeuren van de griffie, die meenden op de stoelen van Kamerleden te kunnen gaan zitten. Die boodschap kwam niet over bij Theo Maassen. Laten we het interview nog maar eens doorlopen.
Het begon er al mee dat Theo Maassen zei dat er een onderzoek zou zijn naar “wangedrag” van mevrouw Arib. Hoe kon hij dat weten? In de brief aan de Kamer van Vera Bergkamp waarin het onderzoek werd aangekondigd naar aanleiding van een anonieme brief, lezen we:
“[De anonieme brief] bevat concrete en duidelijke signalen die aangeven dat er mogelijk sprake is (geweest) van een zeer onveilige werkomgeving. De in de brief beschreven voorvallen zijn bevestigd door de ambtelijke leiding van de Tweede Kamer en passen bij eerdere (concrete en ernstige) signalen van een onveilige werkomgeving. Vanuit juridisch oogpunt neemt het signaal daarmee in gewicht toe. Dit betekent dat op basis hiervan op de Tweede Kamer als werkgever een plicht rust tot handelen. Dat wil zeggen dat er onderzoek gedaan moet worden naar de juistheid van omschreven voorvallen en geschetste sociale onveiligheid en nagegaan dient te worden of nazorg moet worden verleend aan betrokken medewerkers.”
Vera Bergkamp
… maar het ging om een feitenonderzoek
Er komt dus een onderzoek of de feiten, die in anonieme brieven zijn genoemd, juist zijn. Er is geen sprake van wangedrag. Om deze feiten te onderzoeken, wordt er een recherchebureau ingeschakeld. Dan begint het inderdaad naar “wangedrag” of misschien wel “illegaal gedrag” te rieken. Arib vindt dat onacceptabel. Daarop zegt Maassen (2:05:25 van de uitzending) dat Arib toch niet bij voorbaat schuldig wordt bevonden, er wordt juist onderzocht of de beschuldigingen kloppen. Hij schijnt niet te begrijpen dat als een onderzoek naar ongewenst gedrag wordt gestart, de reputatie van de beklaagde in feite al in duigen ligt.
Bovendien, zo zegt hij (2:10:25 van de uitzending), er zijn aanwijzingen dat tijdens vergaderingen van het presidium, met Arib als voorzitter, er iets misging in het contact met het hele ambtelijk apparaat. De ambtenaren ervoeren de omgang met Arib als vervelend. En zo zegt hij, het waren niet alleen maar anonieme meldingen. Op 2:12:25 komt hij met het voorbeeld van Jan-Willem Duijzer en hij noemt de griffiers Renata Voss en Simone Roos.
Theo Maassen kent geen klachten van ‘gewone’ ambtenaren
Helaas, slechte voorbeelden. Geen van deze drie waren ‘gewone’ ambtenaren. Jan Willem Duijzer was directeur bedrijfsvoering en informatisering. Hij beklaagde zich er bij Arib over dat hij als knecht van het presidium werd behandeld. Hij vond zichzelf minstens de gelijke van de leden van het presidium. Dat hij dus ook bij alle vergaderingen van het presidium behoort te zijn, als hij dat zelf nodig acht. Maar daar dacht Arib heel anders over. Niet Duijzer, maar zij bepaalt of de directeuren bij de overleggen van het presidium aanwezig mogen zijn. Soms staan directeuren van het managementteam tevergeefs te wachten of ze tot een vergadering van het presidium worden toegelaten. Duijzer accepteerde dat niet. Hij begreep niet dat de griffie inderdaad dienstbaar moet zijn aan de Kamer en dus ook aan het presidium van de Kamer en diens voorzitter.
Voss was griffier van 2015 tot 2017 en kon, naar het schijnt, niet goed overweg met Arib. Aan wie van de twee dat lag, is niet opgehelderd. Roos nam ontslag omdat, zoals ze in haar ontslagbrief schrijft, in artikelen de integriteit van ambtenaren, waaronder zijzelf, ter discussie werd gesteld.
Ik interpreteer dat als dat zij onraad rook. Het had er immers alle schijn van dat de anonieme brieven uit de top van de griffie waren gekomen. Ze kon dus zelf nog wel eens in de beklaagdenbank terechtkomen. Dat kon ze alleen voorkomen door ontslag te nemen.
Maassen: natuurlijk was Arib intimiderend…
Maassen blijft echter volhouden (rond 2:17) dat ze, zonder dat ze het doorhad intimiderend kon zijn geweest. Arib antwoordt dan dat die anonieme brieven intimiderend waren geweest. Dat waren roddelbrieven, onderdeel van een fluistercampagne. Maassen is niet overtuigd. Hij barst in een inderdaad lomp lachen uit (2:20). Hij begint opnieuw met te verklaren dat haar gedrag ook slechte kanten kan hebben. Waarom wil ze dat nu niet toegeven? Haar gedrag had impact op “heel veel” ambtenaren die “met burnouts thuis zitten” (2:23). “Heel veel”? Waar heeft hij dat gelezen en hoe weet hij dat intimiderend gedrag van Arib daarvan de oorzaak was?
Het enige dat zeker was dat de top van de griffie in het geheel was vertrokken. Maassen dacht dat de oorzaak van dat vertrek het “wangedrag” van mevrouw Arib was, terwijl er alle reden was om aan te nemen dat de managers zich in hun ‘waardigheid’ voelden aangetast (zie Duijzer), of dat ze onraad roken dat ze zelf beschuldigd konden worden van het sturen van anonieme brieven (zie Roos).
… en dus was Khadija Arib schuldig
Volgens Arib waren het niet de ‘gewone’ ambtenaren “die keihard werken en het parlement dragen”, die over haar geklaagd hadden. Ze benadrukte keer op keer dat de klachten van topambtenaren afkomstig waren die uit waren op macht, die ze niet toekomt en die ook niet te controleren is.
Maassen bleef het maar niet begrijpen en uiteindelijk ging hij maar over naar het volgende onderwerp. Wat bleef hangen was dat hij haar schuldig vond en dat hij geen boodschap had aan haar tegenwerpingen. Maassen redeneerde net als de geestelijke die Jozef K. in de roman Het Proces (Franz Kafka) tegen het eind van de roman tegen het lijf liep. “Ik ben onschuldig”, zegt Jozef K, “en hier zijn alle mensen toch gelijk.” “Zeker”, antwoordde de geestelijke, “maar zo plegen alle schuldigen te redeneren.” Arib, met andere woorden, had ook bij Maassen geen schijn van kans haar onschuld te bewijzen.
0 reacties