Nu we zo vlak voor de verkiezingen van 22 november 2023 zijn, wordt het tijd om het toch maar weer eens over Pieter Omtzigt te hebben. Zijn NSC dreigt immers de grootste partij te gaan worden volgens Peilingwijzer. Hij geniet zo’n grote populariteit, omdat hij bij het publiek de reputatie heeft dat hij voor de mensen in verdrukking opkwam. Dat gold dan uiteraard met name voor de toeslagaffaire. Hij zou, samen met SP-Kamerlid Renske Leijten, opgekomen zijn voor mensen die het slachtoffer waren geworden van dat toeslagenschandaal.
Het schandaal van de kinderopvangtoeslag
We herhalen het nog maar even: dat toeslagenschandaal hield in dat mensen die de aanvraagformulieren voor de kinderopvangtoeslag fout hadden ingevuld, direct het stempel fraudeur kregen. Sommige aanvragers zullen ongetwijfeld per ongeluk fouten gemaakt hebben, maar er zullen ook aanvragers geweest zijn die de overheid wilden oplichten. We hebben nu eenmaal niet allemaal goede bedoelingen. De overheid moet er natuurlijk wel voor zorgen dat de formulieren helder zijn opgesteld. Aanvragers moeten de formulieren zonder problemen kunnen invullen. We weten allemaal dat die formulieren helemaal niet simpel zijn. Kijk alleen maar eens naar het toetsingsinkomen dat bepalend is voor de toeslag. Leest u maar even door wat de belastingdienst daaronder verstaat.
Enfin, het Parlement beslist over toeslagen en moet erop toezien dat die toeslagenwetten goed worden uitgevoerd. En dus ook of de aanvraagformulieren voor de burger te doorgronden zijn. Wat de toeslagen betreft kunnen we vaststellen dat Omtzigt – samen met andere Kamerleden, maar toch vooral Omtzigt – de regering voortdurend een andere kant opjoeg. We hebben het al in een eerdere blogpost uitgelegd.
Eerst moest het geld voor toeslagen zo snel mogelijk zonder al te veel controle over de Nederlanders uitgestrooid worden. Toen werd er fraude ontdekt – de Bulgarenfraude – en Pieter Omtzigt vond dat fraudebestrijding een topprioriteit voor de regering moest worden (zie hier). Toen de regering – of eigenlijk de belastingdienst – daar voortvarend mee aan de slag ging, was het weer niet goed voor Omtzigt. Hij veranderde in bijna 20 jaar voortdurend van koers wat de toeslagenwetten betrof. De kiezers dragen hem dit wispelturige gedrag in het parlement niet na. Waarschijnlijk hebben zij alleen zijn hartstochtelijke verdediging van de slachtoffers in de toeslagregeling op het netvlies.
Bestaanszekerheid die AOW geeft, is ondermijnd
Omtzigt maakt nu in het verkiezingsprogramma van zijn partij NSC goede sier met bestaanszekerheid, het modewoord van deze verkiezingscampagne. Bestaanszekerheid met name voor de minima, waaronder dus ook ouderen die alleen van de AOW moeten rondkomen. De AOW heeft inderdaad een plaatsje gekregen in het hoofdstuk “bestaanszekerheid”. Laten we uit het programma van de NSC citeren:
“Bestaanszekerheid heeft nadrukkelijk ook betrekking op mensen die niet (meer) kunnen deelnemen aan het arbeidsproces. De AOW en andere uitkeringen blijven daarom gekoppeld aan het minimumloon.”
Verkiezingsprogramma NSC, blz. 14
Dit programmapunt doet mij terugdenken aan 2009, het ‘rampjaar’ voor de AOW. Toen kwam namelijk het idee in de landelijke politiek op om de AOW-leeftijd te verhogen. Ik heb al eerder in blogposts geschreven (zie hier en hier) dat ik dat een asociale maatregel vond. Bij een hogere AOW-leeftijd kunnen mensen met hogere inkomens eerder de arbeidsmarkt verlaten dan mensen met lagere inkomens. Mensen met lage inkomens bouwen immers weinig of geen aanvullend pensioen op en kunnen daarom niet eerder met werken stoppen. Zij zijn wel eerder begonnen met werken en zij leven ook minder lang dan mensen met een hoog inkomen. Door de hogere AOW-leeftijd wordt hun leven ook nog eens bekort. Ze hebben namelijk vaak ongezonde en zware beroepen waar ze door de hogere AOW-leeftijd langer in moeten blijven werken.
Verhoging van de AOW-leeftijd asociaal voor lage inkomens
Later toen het kalf verdronken was, namelijk de AOW-leeftijd al verhoogd, hebben meerdere studies mijn – overigens voor de hand liggende – voorspellingen bevestigd. Bastian Ravesteijn concludeerde in 2017 dat verhoging van de AOW-leeftijd tot gezondheidsschade zou leiden voor mensen met zware beroepen. Dit stuk in het economenblad ESB uit 2018 concludeert over mensen met zware beroepen het volgende:
“Niet alleen is hun inkomen vaak te laag om voor de AOW-leeftijd met pensioen te gaan, maar ook is hun levensverwachting een stuk lager dan die van een goedbetaalde, hoogopgeleide werknemer. Voordat de AOW-leeftijd werd verlaagd, ontvingen zij gemiddeld al minder lang AOW en de verhoging van de AOW-leeftijd versterkt dit alleen maar. Ook worden oudere werknemers in toenemende mate arbeidsongeschikt.
ESB 2018
Heeft Omtzigt een oplossing voor de arme ouderen?
De verhoging van de AOW-leeftijd dupeert de mensen voor wie de AOW oorspronkelijk was bedoeld, namelijk de mensen met de laagste inkomens en de zwaarste beroepen. Wat doet Omtzigt met dit soort conclusies? Is het een geruststelling dat de koppeling van de AOW-uitkering aan het minimumloon gehandhaafd blijft, zoals Omtzigt wil? Wordt daar de bestaanszekerheid van mensen met lagere inkomen en zware beroepen mee vergroot? Nee natuurlijk, een hoger inkomen kun je niet meenemen in je graf.
Bovendien heb ik samen met David Hollanders in 2017 in ESB laten zien dat de AOW-uitkering minder snel stijgt dan het nationaal inkomen, met andere woorden de AOW is helemaal niet welvaartsvast, zoals de vaderlandse politici graag beweren. Daar hoort Pieter Omtzigt ook bij. In deze YouTube-video uit 2017 zegt hij – toen nog als CDA-lid – dat het CDA de AOW welvaartsvast wil houden. Omtzigt zegt “houden”, terwijl de AOW helemaal niet welvaartsvast was. Dat komt dus omdat het minimumloon de welvaartsgroei niet volgde. De lezer die precies wil weten hoe dat nu eigenlijk zit met de koppeling van de minimumuitkeringen aan de welvaartsgroei moet dit stuk van Wiemer Salverda maar eens lezen.
Wat vond Omtzigt in 2009 van een hogere AOW-leeftijd?
Het dagblad Trouw meldde op 26 juni 2009 dat de CDA-fractie zich “voor het eerst pontificaal uitgesproken [heeft] vóór verhoging van de AOW-leeftijd.” Woordvoerder voor de CDA-fractie was Pieter Omtzigt. Hij was een fanatiek voorstander van een hogere AOW-leeftijd. Bovendien had hij een heilig geloof in de doorrekening van het CPB waaruit zou blijken dat een verhoging van de AOW-leeftijd de staatskas 4 miljard euro opleverde. Dat leek mij nogal uit de lucht gegrepen. Het kon net zo goed tot een verlies van 2 miljard euro leiden, zoals ik hier laat zien. Opvallend natuurlijk dat Omtzigt toen nog zo’n groot vertrouwen had in de computermodellen van het CPB. Dat is inmiddels heel anders.
Opvallend was ook dat Omtzigt toen niets wilde doen voor de mensen met zware beroepen. GroenLinks wilde dat iedereen na veertig jaar werken een AOW-uitkering zou kunnen krijgen vanaf een leeftijd van 63 jaar. Omtzigt vond dit voorstel echter te ingewikkeld en deed dus liever niets voor de mensen die de dupe zouden worden van de hogere AOW-leeftijd. Die handschoen is inmiddels door werkgevers en werknemers (enigszins) opgepakt met de zogeheten Regeling Vervroegd Uittreden.
Is Omtzigt nu oud en wijs?
In 2009 was Omtzigt nog jong. Kunnen we hem zijn boven beschreven politieke jeugdzonden rond de AOW-leeftijd vergeven? Voor zover ik weet heeft hij zijn mening over de verhoging van de AOW-leeftijd nooit herroepen. Wel vindt hij de AOW belangrijk, zoals ook uit het NSC-programma blijkt. Een tweede citaat daarover:
“De AOW blijft de basis onder het pensioenstelsel. Wij willen het aantal mensen dat nauwelijks of geen aanvullend pensioen opbouwt terugdringen.”
Verkiezingsprogramma NSC, blz. 146
Het zal verder weinigen ontgaan zijn dat hij weer een ander onzalig nieuw pensioenplan – inmiddels tot Pensioenwet verheven – maar dan voor de aanvullende pensioenen, wel te vuur en te zwaard heeft bestreden. In de tweede Kamer sprak hij ruim anderhalf uur over de nadelen van dat plan. Compleet met kaarten om zijn betoog mee te ondersteunen. Desnoods tekende hij ter plekke statistische verdelingen waaruit zou volgen dat financiële rampen helemaal niet zo zeldzaam zijn. Het mocht dus niet baten.
Maar ja, de meeste mensen met aanvullende pensioenen hebben niet veel last van bestaansonzekerheid, hoewel de nieuwe Pensioenwet die onzekerheid dus wel vergroot heeft. Dus, hulde voor Omtzigt dat hij dat duidelijk heeft gemaakt.
Conclusie
Ook hulde voor Omtzigt dat hij vindt dat meer mensen een aanvullend pensioen gaan opbouwen. Mensen met een laag inkomen en een zwaar beroep zullen er echter nooit in slagen een goed aanvullend pensioen op te bouwen. Daarvoor is hun inkomen te laag. Omtzigt doet dus weinig voor de bestaanszekerheid van deze groep werkenden.
0 reacties