De nieuwe pensioenwet (Wet toekomst pensioenen, Wtp) is inmiddels door ons Parlement goedgekeurd. Daarmee lijkt discussie over de Wtp echter nog niet ten einde. Twee punten springen eruit. Ten eerste de vraag of bestaande deelnemers gedwongen naar het nieuwe pensioenstelsel moeten overgaan, zoals de Wtp voorschrijft. Het tweede discussiepunt gaat over de indexering van pensioenen. De meeste pensioenfondsen hebben de afgelopen vijftien jaar de pensioenen niet aan de prijsstijgingen aangepast. Volgens sommigen was dat in strijd met Europese regels. De twee discussiepunten hangen overigens samen. We behandelen ze hieronder successievelijk.
Ingroeien of invaren

In januari 2024 kwam Agnes Joseph van het NSC in de Tweede Kamer met het voorstel om gepensioneerden zelf te laten beslissen of zij onder de Wtp willen vallen (zie ook WW). Het alternatief zou zijn dat ze in ieder geval de opgebouwde rechten onder het oude stelsel zouden houden. In de Wtp worden gepensioneerden gedwongen het oude stelsel te ‘verlaten’. Zij moeten dat direct toetreden tot het nieuwe stelsel, het zogeheten ‘invaren’. Dat klinkt inderdaad enigszins onrechtmatig. De Wtp biedt namelijk geen enkele garantie dat de gepensioneerden beter af zijn onder het nieuwe stelsel. Het is dus mogelijk dat zij een lager pensioen gaan krijgen.
Het voorstel van mevrouw Joseph is nu om de rechten die mensen al opgebouwd hebben te laten staan. De gepensioneerden zouden dan helemaal onder het oude stelsel blijven vallen. Voor hen verandert er niets. Mensen die net nieuw zijn bij een collectief pensioenstelsel gaan meedoen met het nieuwe stelsel. De pensioengarantie die werkenden onder het oude stelsel hebben opgebouwd blijft staan. De premies die zij betalen vanaf het moment van invoering zullen echter volgens het nieuwe stelsel behandeld worden.
Geen steun voor ingroeien
Pensioenfondsen zullen er niet blij mee zijn als zij twee pensioenstelsels naast elkaar in de lucht moeten houden. In ieder geval was de demissionaire minister Carola Schouten nogal fel tegen het voorstel van mevrouw Joseph. Een van haar argumenten was (zie hier) dat “het invaren de meeste voordelen opleverde.” Het lijkt mij niet dat zij deze bewering waar kan maken. Er heerst namelijk veel onzekerheid over de methode en de resultaten van invaren. Zo concludeerde een rapport van de Universiteit van Utrecht dat op “Europeesrechtelijk, politiek en maatschappelijk vlak” invaren tot spanningen kan leiden.
Gelukkig voor de minister bestond er weinig steun in de Tweede Kamer om het alternatief van mevrouw Joseph te bekijken. Joseph heeft een motie daarover daarom ‘aangehouden’. Het ziet er dus naar uit dat het verplichte invaren gewoon doorgaat. Bij invaren moet het pensioenfonds er in feite van uitgaan dat gepensioneerden altijd al onder het nieuwe pensioenstelsel vielen. Dat betekent dat voor iedere gepensioneerde bepaald moet worden welk deel van het totale pensioenvermogen aan hem of haar toebehoort. Het pensioeninkomen van deelnemers is onder de Wtp immers afhankelijk van de door hen betaalde premies en de ermee door de pensioenfondsen behaalde rendementen.
De Wtp biedt geen pensioengarantie
Dat is dé grote breuk met het oude pensioenstelsel waar deelnemers de belofte op een gegarandeerd pensioeninkomen kregen. In veel pensioenregelingen kwam dat pensioen ruwweg neer op 80 procent van het gemiddeld verdiende inkomen. Bij zo’n gegarandeerd pensioeninkomen is het niet zo relevant hoeveel premies een deelnemer betaald heeft en welk rendement daarover gemaakt is. Vandaar dat het nog een behoorlijke klus kan worden voor de pensioenfondsen om voor iedere werkende of gepensioneerde deelnemer zijn of haar individuele pensioenvermogen te bepalen. Dat is immers wat er met het invaren moet gebeuren.
In het oude – overigens voorlopig nog lopende – stelsel konden de fondsen de pensioengarantie alleen maar waarmaken als ze voldoende geld in kas hadden om de pensioenen tot in lengte van dagen te kunnen financieren. Maar over wat voldoende was, waren de meningen sterk verdeeld. Het instituut echter dat hierin de beslissende stem had was De Nederlandsche Bank (DNB).

DNB eiste extreme voorzichtigheid bij het reserveren van voldoende geld (zie ook WW). Met name moesten de pensioenfondsen de waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen met een zeer lage rente berekenen. Dat blies de waarde van de pensioenverplichtingen op (zie hier voor uitleg). De pensioenfondsen moesten die waarde in kas hebben. Dat leidde ertoe dat het totale vermogen van de pensioenfondsen steeg van bijna 700 miljard euro vlak voor de kredietcrisis in 2007 naar bijna 1.800 miljard in 2021. Hoewel de fondsen dus in het geld zwommen, was het volgens DNB toch niet genoeg om pensioenen aan de prijsstijgingen aan te kunnen passen. Vanaf het begin van de kredietcrisis in 2008 zijn er vijftien jaar lang geen indexeringen op de ingegane pensioenen toegepast. Bij sommige fondsen, zoals bij de metaal, moesten de pensioenen zelfs gekort worden.
Was het uitblijven van indexering terecht?
En dat leidt dan direct tot het tweede discussiepunt rond de pensioenen, namelijk dat die indexering over de afgelopen vijftien jaar alsnog gegeven moet worden aan de gepensioneerden. Pieter Lakeman c.s. bereidt daarover een miljardenclaim voor bij de Nederlandse staat, zoals hij onlangs verklaarde bij het televisieprogramma EenVandaag. De door hem opgerichte stichting Pensioenherstel beweert dat de strenge vermogenseisen in strijd zijn met het Europese recht. Dit argument lijkt vooralsnog kansloos bij de rechter. De Hoge Raad heeft immers zeer recent bepaald dat de EU-richtlijnen slechts minimumeisen stellen aan de pensioenregelingen. De lidstaten kunnen zelf (strengere) eisen stellen aan de gewenste omvang van de pensioenvermogens. Zo streng dus dat indexering van pensioenen niet langer mogelijk is.

Bron: pixabay.com
Toch valt er iets voor deze claim te zeggen. De Wtp gaat er immers van uit dat ook de huidige gepensioneerden met terugwerkende kracht onder het nieuwe stelsel vallen. Daarom moeten de premies en rendementen over hun werkzame en gepensioneerde leven berekend worden. In het nieuwe pensioenstelsel hoeven de vermogenseisen echter niet zo streng te zijn als onder het oude stelsel. Er is immers geen pensioengarantie meer.
Onder de Wtp zou er wel indexering zijn geweest
Dat betekent, zoals de verdedigers van de Wtp niet ophouden te beweren, dat de indexering van pensioenen veel eerder kan worden toegepast dan onder het oude stelsel.
Maar dat heeft dan weer als consequentie dat als de afgelopen vijftien jaar het nieuwe stelsel al gegolden had de pensioenen wel geïndexeerd zouden zijn. Maar daar kunnen we de overheid aan houden. Zij doet immers alsof de gepensioneerden tijdens hun leven al onder het nieuwe stelsel vielen. Dat is het invaren dat mevrouw Joseph ter discussie wilde stellen. De overheid kan echter met haar wetten niet van twee walletjes eten. Ten eerste doen alsof in het verleden het nieuwe stelsel al gold en daar het toekomstige, waarschijnlijk soberder pensioen op baseren. Ten tweede niet toegeven dat dan ook de misgelopen indexeringen volgens het nieuwe stelsel alsnog gegeven zouden moeten worden.
Kortom, wetgever, trek de logische consequentie van het nieuwe pensioenstelsel en compenseer de gepensioneerden voor de indexeringen die zij de afgelopen vijftien jaar niet gehad hebben.
0 reacties