De jeugdhulpplicht houdt in dat elke gemeente voorzieningen moet treffen die de jeugdige of zijn ouders nodig kunnen hebben bij een behoefte aan hulp. De Jeugdwet omschrijft niet duidelijk wat voor soorten voorzieningen er nu wel of niet onder vallen. Evenmin geeft de Jeugdwet concreet aan wanneer gemeenten hulp niet hoeven te geven. Met andere woorden, hoe breed de verantwoordelijkheid van gemeenten bij hulpvragen reikt, is niet eenduidig in de wet vastgelegd. Volgens diverse commissies, zoals bijvoorbeeld de commissie Sint, is de gewenste breedte van de Jeugdwet een politieke keuze, die op landelijk niveau gemaakt moet worden.

Geen jeugdhulp bij ‘normale’ problemen

De huidige Jeugdwet gebiedt dat gemeenten jeugdhulp moeten bieden bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Dat moet echter alleen als de last van de noodzakelijke hulp de (mentale) draagkracht van de ouders of verzorgers te boven gaat. Als de eigen mogelijkheden van de ouders, verzorgers of van het sociale netwerk wel toereikend zijn, hoeft de gemeente een voorziening van jeugdhulp niet te verlenen.

Dat lost echter het probleem van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht niet op. De vraag is bijvoorbeeld  welke opvoedingsproblemen ouders zelf moeten kunnen oplossen? De vorige staatssecretaris voor VWS, Maarten van Ooijen, zei er dit over:

Tegenwoordig valt ‘gewoon’ gedrag sneller dan vroeger buiten de bandbreedte van wat wordt gezien als ‘normaal’, zowel op school als thuis. Strubbelingen bij opvoeden en opgroeien horen bij het normale leven en dienen daarom met voorrang in eigen kring binnen sterke sociale verbanden (thuis, op school, in de wijk, etc.) te worden opgepakt.

Brief, Hervormingen jeugdzorg,13 mei 2022

Want ‘ander’ gedrag is niet abnormaal

Die ‘afbakening’ is nodig aldus de toenmalige staatssecretaris, omdat kinderen met ‘ander’ gedrag te snel gezien worden als kinderen met een ‘probleem’ waarvoor professionele hulp moet worden ingeschakeld. Het gevolg daarvan is een sterke stijging van het aantal kinderen waaraan hulp door zorgaanbieders wordt geboden. In zijn brief van 13 mei 2022 belooft de staatssecretaris wel zo’n vier of vijf keer ongeveer het volgende:

We beperken de reikwijdte van de jeugdhulpplicht door criteria te formuleren die rekening houden met aard en ernst van de problematiek en de mogelijkheden van de jeugdige en zijn omgeving. Hiertoe wordt de Jeugdwet aangepast.

Brief, Hervormingen jeugdzorg,13 mei 2022

Afbakening: zware hulp valt onder de jeugdhulpplicht

De staatssecretaris suggereert hier dus dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen lichte en zware hulp. Lichte hulp behoort primair tot de verantwoordelijkheid van de ouders. Zware hulp valt onder de jeugdhulpplicht van de overheid. Dit is eigenlijk alleen maar een verplaatsing van het probleem, want wat is licht en wat is zwaar?

Deze brief van de Staatssecretaris is van ruim tweeënhalf jaar geleden. We hebben al gezien wat de huidige verantwoordelijke bewindslieden gaan voorstellen. Zij willen een onderscheid maken “tussen een algemene voorziening en een maatwerkvoorziening, waarbij het de bedoeling is dat meer hulpvragen worden beantwoord met een algemene voorziening.”

Als cliënten alleen recht hebben op een algemene voorziening, betekent dat niet dat het leven voor de zogeheten lokale toegangsteams van de gemeenten eenvoudiger wordt. Die toegangsteams zullen dan op één of andere manier toch de hulp moeten regelen, of misschien zelf geven. Dat zal dan waarschijnlijk lichte hulp zijn, maar het zal wel een groot beslag op die lokale toegangsteams gaan leggen.

Na vier jaar nog geen afbakening

Maar stel dat jeugdhulp via een algemene voorziening tot een kostenbesparing leidt voor gemeenten. Wanneer kunnen de gemeenten zich dan beperken tot zo’n algemene voorziening? Daar zeggen de huidige bewindslieden niets over. Integendeel, de bewindslieden schrijven min of meer dreigend dat wanneer een maatwerkvoorziening nodig is, er wel voldoende aanbod van specialistische jeugdhulp beschikbaar moet zijn.

Afgebakend? Bron: pixabay.com

We horen nu al bijna vier jaar lang pleidooien voor een ‘afbakening’  van de jeugdhulpplicht. Kennelijk leven er bij het ministerie van VWS nog steeds geen concrete ideeën hoe je moet afbakenen. Volgens de eerder door ons aangehaalde voortgangsbrief jeugd van 4 november 2024 is er “een verkenning uitgevoerd naar juridische mogelijkheden binnen de huidige Jeugdwet voor afbakening van deze jeugdhulpplicht door gemeenten, met name aan de kant van het aanbod.” Die verkenning is gedaan door juristen buiten het ministerie. Moeten we daaruit concluderen dat de ambtenaren van het ministerie van VWS de Jeugdwet eigenlijk niet zo goed kennen?

Onafhankelijke juristen bakenen af

Enfin, het advocatenkantoor Victor Advocaten & Adviseurs heeft de verkenning uitgevoerd en daarover gerapporteerd in een publiek document (vanaf nu: VAA). VAA begint al met een opmerkelijke binnenkomer. In de inleiding  van VAA schrijven de opstellers namelijk dat de gemeenten zelf meer kunnen doen aan het beperken van de reikwijdte. De gemeente moet namelijk in haar Verordening Jeugdhulp opnemen op welke voorzieningen haar burgers recht hebben.

In beginsel is het de gemeenteraad die bepaalt welke voorzieningen een plaats krijgen in de verordening en hoe concreet die worden omschreven. De VAA heeft 15 verordeningen bekeken en het bleek de VAA dat geen van de genoemde voorzieningen concreet uitgewerkt waren. Uit het voorbeeld van een uitgewerkte voorziening dat VAA zelf geeft (op blz. 18-20) blijkt overigens wel dat het voor raadsleden ingewikkeld moet zijn om de inhoud van een voorziening helemaal te doordenken.

De vraag is dan vervolgens hoe de gemeenteraden de betekenis van ‘eigen kracht’ in hun verordening kunnen vastleggen. VAA schrijft er dit over:

Ouders zijn verplicht om voor hun minderjarige kinderen te zorgen, ze op te voeden en toezicht op hen te houden. Een jeugdhulpbehoefte verandert dat niet meteen. Als ouders deze jeugdhulp kunnen bieden door een gezonde draagkracht, hoeft het college geen voorziening in te zetten. Als de jeugdhulp echter verder gaat dan normaal is gezien de leeftijd van het kind, moet het college de balans tussen draagkracht en draaglast verder onderzoeken.

VAA, blz. 21

Maar een afbakening met (meet)problemen

De VAA geeft hier dus aan hoe de gemeente kan bepalen of ouders de problemen van hun kind zelf, of eventueel met lichte hulp, kunnen oplossen. Er zijn echter wel een aantal meetproblemen met dit advies. De opstellers van de VAA-notitie schrijven dat de jeugdhulp “verder dan normaal” kan gaan. Maar weten we wel wat normaal is? Er is zoveel variatie in gedrag dat we niet kunnen weten wat niet normaal gedrag is. Strafbaar gedrag (geweld, moord, diefstal) vinden we niet normaal, maar dan hebben we het in geval van jeugdigen over jeugdbescherming of jeugdreclassering, maar niet over jeugdhulp.

Ieder kind moet door de ouders geholpen worden om zich normaal te kunnen gedragen. Dat moet, onder meer, met eten, met huiswerk, met fietsen, met zich teweerstellen tegen pesten. De wet heeft hier een term voor bedacht, namelijk gebruikelijke hulp. De overheid heeft zelfs een lijstje gemaakt van wat ‘gebruikelijk’ is bij verschillende leeftijden. Deze lijst zegt bijvoorbeeld dat kinderen van 12 tot 18 jaar begeleiding en stimulans nodig hebben bij ontplooiing en ontwikkeling. Dan kan het gaan om huiswerk. Het is dus gebruikelijk om je kind te helpen bij haar huiswerk, maar de overheid geeft niet aan wat de gebruikelijke hoeveelheid uren is. Is dat één uur per week, twee uur, acht uur? En, wanneer is het dan bovengebruikelijke hulp? Is dat tien uur per week, twintig uur, veertig uur?

Reikwijdte Jeugdhulpplicht: moeilijk vast te stellen

Uit bovenstaande bespiegelingen trek ik de conclusie dat het (vrijwel zeker) niet objectief vast te stellen is wanneer de gemeente jeugdhulp moet leveren en wanneer het gezin zelf verantwoordelijk is voor de hulp aan het kind. Er zijn te veel meetproblemen. Hoe moet de toegang van de gemeente die uiteindelijk de beslissing moet nemen daar dan uitkomen? Omdat iedere beslissing kan worden aangevochten, tot aan de rechter toe, ligt het voor de hand dat de toegang hulpvragers vaak het voordeel van de twijfel gunnen. Hebben we hier een andere oorzaak voor de sterke stijging van de kosten van de jeugdhulp?

Wat dat aanvechten betreft, meldt VAA een case die voor de discussie over wat normaal en (boven)gebruikelijk is, zeer relevant is. Het ging om een afwijzing van een verzoek om jeugdhulp. De gemeente vond dat de ouders zelf het probleem met hun kind konden oplossen. De ouders gingen daartegen in beroep. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in sociale-zekerheidszaken, oordeelde dat de beslissing van de gemeente ongegrond was. Het argument was louter procedureel. De desbetreffende gemeente had namelijk in haar verordening niet opgenomen hoe zij de eigen mogelijkheden van ouders (draagkracht) afweegt tegenover de gevraagde hulp (draaglast). Hoe de gemeente dat dan zou moeten doen, zei de CRvB er niet bij.

Conclusie: afbakening jeugdhulpplicht nog niet gelukt

De VAA is behoorlijk optimistisch over de mogelijkheden voor gemeenten om de jeugdhulpplicht af te bakenen. In de Verordening Jeugdhulp die de gemeenteraad verplicht is op te stellen, kan de raad allerlei beperkingen in het aanbod van voorzieningen opnemen, zoals bijvoorbeeld de maximale lengte van een behandeling. De belangrijkste keuze lijkt mij echter die tussen een maatwerkvoorziening en een algemene voorziening. Je zou ook kunnen zeggen de keuze tussen zware niet vrij toegankelijke hulp en lichte vrij toegankelijke hulp. Daarover gaat eigenlijk ook de hierboven genoemde uitspraak van de CRvB.

De gemeente moet in haar verordening gaan opnemen hoe ze denkt te kunnen bepalen of de eigen kracht van het gezin voldoende is om zelf – eventueel met lichte vrij toegankelijke hulp – problemen met hun kind of kinderen op te lossen. Weet de VNG misschien hoe dat zou moeten? De VNG heeft immers een modelverordening jeugdhulp uitgebracht. In artikel 10 lezen we daarin dat het college van een  gemeente niet een individuele voorziening hoeft te verstrekken als het college vindt dat de eigen mogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders toereikend zijn om zelf hulp te bieden.

Mag ik even cynisch zijn? Hier schrijft de VNG dat het college geen professionele jeugdhulp hoeft aan te bieden als het vindt dat het geen jeugdhulp hoeft aan te bieden. Stel een burger is met dit soort redenering jeugdhulp ontzegd door zijn gemeente en gaat daartegen in beroep bij de CRvB. Ik verwacht niet dat de CRvB de gemeente gelijk gaat geven.  


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.