Er komt in Nederland een nieuw pensioenstelsel. Dit lijkt zeker gezien de politieke steun in het parlement. Zal dat een verbetering opleveren voor de deelnemers? Was het oude stelsel dan zo slecht? Niemand die weet of het nieuwe stelsel echt tot een verbetering zal leiden. Sommigen vonden en vinden dat in het huidige stelsel de jongeren het kind van de rekening dreigden te worden.
De marktrente bepaalt de hoogte van het pensioenvermogen
Dat leek en lijkt mij onwaarschijnlijk. Neem bijvoorbeeld de schrijvers van deze brief aan Het Financieel Dagblad. Vrijwel allemaal kopstukken van de Nederlandse academische economen. Zij menen dat indexering van pensioeninkomens ten koste zal gaan van de pensioenen van jongere generaties. Het bewijs van deze stelling is echter nogal selectief. Het ging om de vraag welke rente gebruikt moet (of mag) worden om de toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen te berekenen.
Met die rente zet je toekomstige bedragen om in huidige bedragen (zie wikipedia voor een simpele uitleg). Hoe hoger de rente, hoe minder geld er nu in kas hoeft te zijn om toekomstige pensioenen te kunnen uitbetalen. Die rente speelt dus een cruciale rol voor pensioenfondsen. Tenminste: als ze weten hoeveel ze in de toekomst aan pensioenen moeten uitbetalen. En dat weten ze, want tot nog toe wordt er in Nederland aan deelnemers van pensioenregelingen een bepaald pensioen beloofd. Dat is meestal een pensioen gelijk aan zeventig procent van het gemiddelde inkomen tijdens het werkende leven. Iemand die dus tijdens zijn werkzame periode gemiddeld 50.000 euro per jaar heeft verdiend, heeft bij aanvang van zijn pensioen recht op een pensioen van 35.000 euro per jaar, inclusief AOW.
Het ligt dus voor de hand dat er in de pensioendiscussie veel te doen geweest is om die rente. Bij een lage rente zal het bedrag dat de pensioenfondsen in kas moeten hebben voor de dekking van de toekomstige pensioenbetalingen immers relatief hoog zijn. Als het feitelijke bedrag dat de pensioenfondsen in kas hebben lager is dan dat vereiste bedrag, zal op een gegeven ogenblik – als er niets zou veranderen – de kas leeg zijn. De pensioenfondsen zijn dan failliet en daarmee ook het pensioenstelsel.
Is een rekenrente van vier procent te hoog?
In Nederland is er lang gerekend met een ‘rekenrente’ van vier procent. Dat was soms – bijvoorbeeld in de jaren 1980 – een relatief lage rekenrente, want de marktrente was dan veel hoger. Het was, sinds de marktrente richting nul is gegaan – ruim tien jaar geleden, mede door het monetaire beleid van de ECB – juist een relatief hoge rekenrente.
Als de rekenrente te hoog is, zal het vermogen van de pensioenfondsen dalen, want er moet meer pensioen uitgekeerd worden dan er – op termijn – aan pensioenvermogen aanwezig is. Is dat een probleem? Ja, als de rekenrente voor altijd te hoog zou zijn. Dat is natuurlijk niet het geval, want de marktrente fluctueert in de loop der tijd. In het plaatje hiernaast wordt de rente van de Amerikaanse Centrale Bank over een periode van bijna zeventig jaar weergegeven. Deze rente is bepalend voor de marktrente in een groot deel van de wereld. We zien dat die rente inderdaad recent gelijk was aan nul. Inmiddels is die rente echter alweer gelijk aan vier procent (Forbes).
Paniek bij grote verschillen tussen rekenrente en marktrente
De marktrente fluctueert dus, net als veel andere economische grootheden. Soms is die marktrente hoog en soms is die rente laag. Het gevolg daarvan is dan weer dat pensioenvermogens zullen stijgen en dalen (zie hier voor voorbeelden). Als de rekenrente ‘gemiddeld’ maar goed is, is dat echter geen probleem. Tekorten en overschotten zullen dan ‘automatisch’ tegen elkaar wegvallen. De premies en/of de uitkeringen hoeven dan ook niet mee te bewegen met meevallers en tegenvallers in de feitelijke rente. Natuurlijk kan het lang duren voor een pensioenoverschot of een pensioentekort weer weg is. Bestuurders en de tien eminente hoogleraren van de genoemde brief kunnen dan in paniek raken.
Zo’n paniek ontstond in de jaren 1980 toen de pensioenvermogens erg hoog dreigden te worden. De toenmalige minister van financiën Onno Ruding kondigde aan de bestaande ‘vermogensoverschotten’ bij fondsen weg te belasten, waarop de fondsen zich gedwongen zagen de premies te verlagen. De afgelopen periode gebeurde het omgekeerde. Het pensioenvermogen dreigde weg te zakken naar een laag niveau en Klaas Knot, directeur van De Nederlandsche Bank (DNB), vond, evenals de tien briefschrijvers, dat de huidige gepensioneerden daar voor moesten boeten. Dat dan om te voorkomen dat toekomstige generaties daarvoor de prijs zouden moeten betalen.
Kan het pensioenvermogen stijgen bij een lage rente?
So far so good. Maar er is iets vreemd aan de hand met het pensioenvermogen. Dat zou met de lage marktrente moeten dalen, maar het is juist gestegen, zoals we in het plaatje hiernaast zien.
Dat komt omdat, naast de marktrente, nog een tweede variabele van groot belang is voor het pensioenvermogen. Dat is namelijk het rendement op beleggingen. De pensioenfondsen laten hun miljarden natuurlijk niet in een oude kous zitten, maar kopen daar aandelen voor in diverse bedrijven en instellingen. Dat heeft tot in 2021 zo veel opgebracht dat de pensioenvermogens bleven stijgen. Het kon de DNB, de tien eminente hoogleraren en de regering alsnog niet overtuigen dat het indexeren van pensioeninkomens mogelijk was.
Polderaars: “laten we de rendementen meer meetellen!”
Het was duidelijk dat de pensioenfondsen in een onmogelijke spagaat zaten. De lage marktrente wees op kortingen van pensioenen, maar de hoge opbrengst op beleggingen door de pensioenfondsen maakte kortingen op pensioenen bijna asociaal naar ouderen toe. Zoals dat dan gaat in Nederland, er moest gepolderd worden om uit deze spagaat te komen. De oplossing was een Pensioenakkoord waarin de rente minder belangrijk zou zijn en de rendementen op de beleggingen belangrijker zouden worden voor de vaststelling van de pensioenhoogte. Goed nieuws, zoals de regering suggereert? Nauwelijks: we leggen het uit.
We zagen net dat de rente een belangrijke rol speelt omdat daarmee de huidige waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen kan worden uitgerekend. De pensioenfondsen weten dan hoeveel geld ze in kas moeten hebben om die pensioenen in de toekomst te kunnen uitkeren. Dus, hoe dachten de polderaars de rente minder belangrijk te maken? Eenvoudig: door geen specifieke pensioenuitkering meer in het vooruitzicht te stellen. Dan hoeft de rente ook niet meer gebruikt te worden om de gewenste omvang van het pensioenvermogen uit te rekenen. Dan kan het rendement op beleggingen weer een belangrijkere rol spelen.
Maar dan is er ook geen pensioenrecht meer
Het is natuurlijk ironisch dat het nieuwe pensioenstelsel in de Tweede Kamer bediscussieerd wordt juist op het moment dat de marktrente aan het stijgen en het rendement op beleggingen aan het dalen is. Dat is, wat mij betreft, echter niet het grootste probleem. Het grootste probleem is dat de feitelijk door deelnemers betaalde premies plus de daarop gemaakte rendementen bepalend zullen worden voor het pensioeninkomen. Dat is een grote breuk met het huidige stelsel waar vooraf een pensioenrecht wordt toegekend.
Natuurlijk is er ook nu een band tussen betaalde premies en de uit te keren pensioenen, maar die band is minder direct. De premie is een bepaald percentage van het inkomen. Dat percentage is voor iedereen gelijk en moet zo hoog zijn dat bij benadering de premieopbrengsten voldoende hoog zijn voor de financiering van de pensioenen. Het pensioenfonds moet dus zijn best doen, ten eerste, om het juiste premiepercentage vast te stellen. Ten tweede zal het fonds zijn best moeten doen om een hoog rendement op de beleggingen te halen.
In het nieuwe pensioenstelsel is solidariteit weg
Het pensioenrecht wordt dus veel individueler dan het ooit geweest is. Dat wil zeggen dat sommige vormen van solidariteit uit het stelsel worden geschrapt. De DNB ontkent dat min of meer in bijgaand filmpje. Er is nog steeds solidariteit, zegt Tjerk Kroes van DNB gehuld in casual outfit aan het strand in Scheveningen. De enige solidariteit die ik zie in het stelsel is die tussen dode en levende deelnemers. Het pensioenvermogen van een gestorven deelnemer wordt verdeeld over de nog levende deelnemers. Dat geldt echter in ongeveer elk pensioenstelsel, ook het meest individuele pensioenstelsel dat je je kunt voorstellen.
De belangrijkste solidariteit die in beginsel uit het stelsel wordt gehaald, is die tussen generaties. Een generatie die tijdens het werkzame leven met een relatief laag rendement op beleggingen te maken heeft, zal een laag pensioeninkomen krijgen, en omgekeerd voor generaties met hoge rendementen. In het huidige stelsel worden verschillen in rendementen tussen generaties automatisch glad gestreken. Men krijgt immers een pensioenrecht gebaseerd op het verdiende inkomen en niet op het rendement op pensioenbeleggingen. Wat dat betreft is het huidige stelsel ook eerlijker omdat deelnemers geen enkele invloed op het rendement hebben. Dan is het ook niet terecht om beloond of gestraft te worden voor verschillen in rendementen.
Het risico ligt nu bij de deelnemers
Dat gaat dus wel gebeuren, al is het nu nog onduidelijk hoe dat dan gaat gebeuren. Dat hangt er bijvoorbeeld ook vanaf hoe het huidige pensioenvermogen over de deelnemers verdeeld moet gaan worden. Want dat is de eerste stap naar het nieuwe stelsel. De onvolprezen Pieter Omtzigt heeft in een doortimmerd betoog van anderhalf uur in de Kamer gewezen op de problemen die daarbij zullen opdoemen. Niemand weet hoe je 1500 miljard euro aan pensioenvermogen op een eerlijke manier over individuele deelnemers moet gaan verdelen. Voor jongere deelnemers zal dat nog wel gaan en wellicht voor de 99-jarige deelnemers ook nog wel. Hun pensioenvermogen is immers bijna nul. Dus, veel fouten kun je dan ook niet maken, Voor alle andere deelnemers, werkenden en gepensioneerden, zie ik enorme rekenproblemen.
Laten we hopen dat de PvdA en GroenLinks van wier steun de aanvaarding van het nieuwe stelsel in het parlement afhankelijk is, wel een eerlijke oplossing van dit toedelingsprobleem weten.
0 reacties