Stel dat er één wereldregering was met een democratisch gekozen wereldparlement. Dan zouden we nagenoeg zeker weten dat het strafrecht waarover dit parlement besluiten zou nemen ‘echt’ internationaal recht voorstelt. Er zou een politiemacht zijn om misdadigers op te sporen en onafhankelijke rechters zouden recht spreken. Dit recht zou bovendien algemeen gedragen worden, net zo als het strafrecht van afzonderlijke democratische staten algemeen gedragen wordt door de bewoners van die staten. Het strafrecht in Nederland, bijvoorbeeld, wordt door alle Nederlandse burgers erkend. Zelfs wetsovertreders zullen, als zij voor de rechtbank moeten verschijnen, de rechtbank en de toegepaste wetten erkennen. Maar hoe anders is dat bij internationale ‘wetten’ en strafrechtpleging.
De Verenigde Naties bepalen wat internationaal recht is
Er is dus geen wereldregering. Wat er wel is, is de internationale organisatie van landen die sinds 1942 wordt aangeduid met de Verenigde Naties (VN). De VN was een idee van de toenmalige VS-president Franklin Delano Roosevelt. Het primaire doel van de VN zou zijn om met de hulp van de ‘vredelievende’ landen – en dat zouden dan, volgens Roosevelt, Groot-Brittannië, Rusland, China en de VS zijn – tot een blijvende wereldvrede te komen. Gaandeweg zijn er veel meer doelen onder de vlag van de VN geschoven, zoals het handhaven van mensenrechten en het uitbannen van armoede. Sinds 2002 bestaat, onafhankelijk van de VN, het Internationaal Strafhof, gevestigd in Den Haag (zie foto) voor het vervolgen van personen die verdacht worden van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.
Het formuleren van internationaal recht zal nog wel lukken, maar het handhaven ervan is een heel andere zaak. Er is geen wereldregering en dus ook geen wereldpolitie die de orde kan handhaven. Stel je voor dat in Nederland het parlement zou moeten beslissen of een burenruzie door de politie beslecht mag worden. Dat is ongeveer de situatie in de VN. Bij ieder probleem tussen of binnen naties moet de VN beslissen of er door een vredesmacht ingegrepen mag worden en wie van die vredesmacht deel mag uitmaken.
Het is zelfs sterker dan dat: de VN beslist niet alleen of er bij een burenruzie ingegrepen mag worden, maar ook of er sprake is van een burenruzie. Zelfs als de messen over en weer in het rond vliegen, kan de VN besluiten dat de situatie vredig is en ingrijpen derhalve overbodig. In feite beslist de VN bij ieder geval dat voor de VN wordt gebracht of er sprake is van een overtreding van de statuten, of niet. Willekeur ligt dan op de loer. Daar zijn talloze voorbeelden van. Mijn favoriete voorbeeld is het lot van de ‘Palestijnen’ versus de Koerden.
Internationaal recht: ‘Palestijnen’ versus Koerden
Ik zet ‘Palestijnen’ tussen quotes, omdat het niet duidelijk is wie of wat Palestijnen zijn. Er is tot de jaren 90, met uitzondering van het moderne Israël, eeuwenlang geen ‘Palestijnse’ staat geweest. Vanaf ongeveer 1500 werd het Midden Oosten gedomineerd door de Turken, ofte wel het Osmaanse rijk. Toen dezen in WOI de kant van de Duitsers hadden gekozen, konden ze na 1918 het grootste deel van hun gebied inleveren bij de winnaars van WOI, Engeland en Frankrijk. Engeland kreeg met name het mandaat over Palestina, een gebied dat het huidige Israël en Jordanië omvatte (zie plaatje). In die tijd werden alle bewoners van Palestina (zowel Arabieren als Joden) aangeduid met Palestijnen. Een groot deel van de Arabieren die toen in de Palestijnse gebieden woonden, zagen zichzelf helemaal niet als Palestijnen, maar als Arabieren. Zij begonnen zich pas Palestijnen te voelen toen, voor WOII, grootscheepse Joodse immigratie op gang kwam. Na WOII stelde de VN een deling van het gebied ten westen van de Jordaanoever voor. Het land zou ongeveer gelijkelijk verdeeld worden tussen Joden en Arabieren, maar de laatsten weigerden iedere opdeling van het land te accepteren. Het gevolg was oorlog in 1948 met als resultaat het huidige Israël, waarbij de Gaza-strook in handen van Egypte en de Westoever, inclusief Oost-Jeruzalem, in handen van Jordanië kwam.
Nadat Arabieren (sommigen van hen uit Israël verjaagd of gevlucht, maar anderen waren daar nog nooit geweest) de Palestijnse bevrijdingsorganisatie hadden opgericht, werden de Palestijnen door de VN als een volk erkend met recht op een eigen staat. De ongeveer 4 miljoen Palestijnen die wonen op de Westoever en in de Gazastrook verschilden echter nog steeds in niets van de Arabieren die ook in Irak of Syrië, of waar dan ook woonden. Ze spraken en spreken ook gewoon Arabisch. Het is dus geen volk, in de zin waarin de Koerden wel een volk zijn. De Koerden vormen een etnisch onderscheiden groep van meer dan 30 miljoen mensen, die een eigen taal spreken. Zij zijn echter nooit door de VN erkend en krijgen geen recht op een eigen staat. Dan zou de VN de Arabische leiders moeten aanspreken en de Arabische landen hebben (of misschien hadden) jarenlang veel invloed in de VN.
Het gevolg is dat de opstand van Palestijnen tegen Israël minstens de schijn van rechtvaardigheid heeft aangezien de Palestijnen als volk worden erkend en dus recht op land hebben. De opstand van Koerden kent echter, volgens het internationale recht, geen enkele rechtvaardigingsgrond: zij zijn immers volgens de VN geen volk. Turkije kan daarom de Koerden in het oosten van Turkije op alle mogelijke manieren onderdrukken en hun rechten ontnemen (Wikipedia) zonder dat de VN er een ‘zaak’ van zullen maken. Inmiddels is een deel van het noordoosten van Syrië dankzij de Syrische burgeroorlog de facto een autonome Koerdische regio (Wikipedia).
Het internationaal recht in Syrië
De burgeroorlog in Syrië is voor de sceptische toeschouwer de doodsteek voor het internationale recht. In Syrië worden nu al jarenlang de mensenrechten met voeten getreden (door meerdere partijen) en worden tegen alle internationale verdragen in, ongestraft chemische wapens gebruikt (vrijwel zeker door de Syrische regering). De VN doen niets, want die worden gegijzeld door veto’s van twee van de ‘vredelievende’ landen Rusland en China. Toen de VS overwoog op eigen gelegenheid in te grijpen, verwees de Russische president (of premier, of allebei) Vladimir Poetin cynisch naar het internationaal recht dat immers het monopolie van geweld in internationale conflictsituatie aan de VN heeft toegewezen. Vervolgens mengde Poetin zich alsnog in het conflict door openlijk de Syrische president militair te steunen (zie hier).
De lijdende Syrische bevolking is, behalve het slachtoffer van de burgeroorlog, ook het slachtoffer van het machtspolitieke denken van Rusland. De VN staat machteloos. Assad heeft talloze oorlogsmisdaden op zijn naam staan tegen zijn eigen bevolking, maar de kans dat hij daar ooit voor gestraft zal worden is nihil. Hij is immers, dankzij Rusland dat zij aan zij met Assad de Syrische bevolking uitmoordt, de grote overwinnaar van de burgeroorlog aan het worden. Wie zou Assad dan aan het Internationale Strafhof moeten uitleveren: de enige die dat zou kunnen doen is hijzelf. Gewelddadige despoten krijg je, zolang ze op hun post weten te blijven, niet voor het strafhof. Lees daarover: “Het Strafhof, echt niet de schrik van despoten” in de NRC.
Israël het meest misdadige land ter wereld?
Het internationaal recht is een vat vol ongerijmdheden. Je kunt uit het internationale recht afleiden wat je maar wilt. Nog een schrijnend voorbeeld. Eind juli werd in de Economische en Sociale Raad van de VN Israël veroordeeld omdat het land de rechten van Palestijnse vrouwen zou schenden. Behalve Nederland stemden ook, onder meer, Saoedi-Arabië en Iran voor deze resolutie. Zoals bekend hebben vrouwen in deze laatste twee landen nauwelijks rechten. In Iran kun je als vrouw tot 24 jaar gevangenisstraf veroordeeld worden als je protesteert tegen de verplichting een hoofddoek te dragen. In Saoedi-Arabië ben je als vrouw je leven niet meer zeker als je aan de verstikkende macht van mannen probeert te ontkomen door een vlucht naar het buitenland. Toch zijn Saoedi-Arabië en Iran nooit veroordeeld voor het schenden van vrouwenrechten. Het tekent de dubbele standaard die in het internationale recht geldt als het om Israël gaat. Israël wordt stelselmatig continu veroordeeld door de VN voor mensenrechtenschendingen, terwijl andere landen waar de mensenrechtensituatie minstens zo erg is, worden ontzien, zie hier. Israël is door de mensenrechtencommissie van de VN vaker veroordeeld dan alle andere landen bij elkaar (Wikipedia).
Is er hoop met naïef optimisme?
Er zijn mensen die optimistisch zijn over het internationale recht, zij zien vooruitgang. Een van de meest bekende is mijn Tilburgse collega, hoogleraar Internationaal recht Willem van Genugten, die in zijn afscheidsrede zijn vooruitgangsgeloof beleed. Neem bijvoorbeeld de aanpak van misdaden tegen de menselijkheid. Van Genugten wijst er op dat een kleine twintig voormalig staatshoofden en regeringsleiders vast zitten of zaten voor misdrijven waarmee ze ooit dachten weg te komen. Er is dus vooruitgang, want voorheen werden verdreven dictators nooit gestraft voor hun wandaden. Inderdaad, als de dictator verdreven is er een kans dat hij wordt uitgeleverd door zijn opvolgers die misschien ook wel weer een dictator zijn of zullen worden. Maar dat is nauwelijks vooruitgang, want het betekent dat zittende dictators hun onderdanen kunnen plunderen, verkrachten en vermoorden zonder dat het Internationaal Strafhof kan ingrijpen. De mogelijkheid (of misschien zelfs zekerheid) dat misdadige dictators gestraft zullen worden als ze niet langer aan de macht zijn, betekent voornamelijk dat ze nog meer een prikkel hebben om hun macht te verdedigen, tot elke prijs.
Er is hoop: nationaal internationaal recht
Als de kans dat sommige schurkenstaten (Syrië, China, enz.) voor het internationale gerechtshof gedaagd worden nihil is, kunnen er wel op een semi-officiële manieren bewijzen voor de wandaden verzameld worden. In het geval van Syrië gebeurt dat via het Internationaal Onafhankelijk en Onpartijdig Mechanisme (IIIM). Daarnaast zijn meer landen bereid om in hun nationale gerechtshoven buitenlanders te berechten die verdacht worden van oorlogsmisdaden in het buitenland. Door deze ‘nationalisering’ van het internationale recht kunnen veto’s door de ‘kernlanden’ in de VN omzeild worden. Het zal nog wel even duren voordat deze optie gemeengoed wordt, maar het biedt enige hoop dat internationaal recht ooit gerechtigheid zal opleveren voor oorlogsslachtoffers.