Zelf ‘zit’ ik misschien een jaar of tien op LinkedIn, ik was zeker geen front runner. Waarom ik lid ben geworden van LinkedIn weet ik eigenlijk niet meer precies. Ik was al aardig het einde van mijn carrière aan het naderen. Wel was ik in de markt voor toezichtsfuncties, maar geen enkele instantie heeft mij voor zo’n functie benaderd. Ik zou wel een goede, kritische toezichthouder zijn, maar misschien wel iets te kritisch naar de zin van instanties. Als lid van een lokale rekenkamer heb ik overigens inmiddels niet zo veel behoefte meer aan andere functies.
Toen ik met LinkedIn begon, was ik net een ‘serieus’ blog begonnen. Daarvoor had ik een blog op Google met korte stukjes over mensen die hypocriet, zwak, leugenachtig, of gewoon misdadig waren opgetreden. Om voortdurend de staf over anderen te breken – maar ook over mezelf, ik voldoe soms ook aan de kwalificaties, behalve dan de misdadige – verveelt op den duur. Je kunt wel aan de gang blijven. Maar mijn blog op Google trok wel veel lezers – althans in mijn beleving – namelijk gemiddeld ruim 100 lezers met uitschieters naar meer dan 3.000 lezers op een dag.
LinkedIn als reclame voor een serieus blog
Het serieuze blog was echter van begin af aan veel minder populair. Kennelijk lezen mensen liever een snel stuk van maximaal 300 woorden dan een wat meer onderbouwd stuk van meer dan 1000 woorden. Maar daar was LinkedIn. LinkedIn is allang niet meer een lijst van digitale CV’s. Het is ook een medium waarmee je kunt laten zien hoe goed je bent, waar je allemaal geweest bent, wie je ontmoet hebt, hoeveel vragen over jouw onderzoeken in het parlement worden gesteld en wat je allemaal aan interessante dingen hebt geschreven.
Je kunt ook een zogenaamde bijdrage op LinkedIn plaatsen en daarin minstens een link plaatsen naar een uitgebreider stuk van jezelf (of van anderen). Daar ging ik gebruik van maken, voornamelijk om mijn eigen blog te promoten. Het werkte enigszins: als ik een bijdrage plaatste, steeg het aantal bezoekers van mijn website. Dit effect was echter slechts van korte duur, na een paar dagen ging het aantal bezoekers weer naar het gebruikelijke aantal.
LinkedIn als basis voor soundbites
Waar ik echter niet op gerekend had, was dat bijdragen op LinkedIN reacties uitlokten, soms in de vorm van soundbites. Daar had ik dan weer geen zin in. Als ik zin zou hebben in de uitwisseling van soundbites, zou ik wel op Twitter zijn gaan zitten, even afgezien van Elon Musk. Wat me echter vooral tegenviel was dat uit die reacties bleek dat mijn blogs niet gelezen werden.
Om dit te illustreren ga ik het maar weer eens hebben over de discussie lichte versus zware jeugdhulp. Ik had een post geschreven over de poging van de NZa om een onderscheid te maken tussen lichte en zware zorg. Dat het nodig is om dat onderscheid tussen lichte en zware zorg te maken, is niet ingewikkeld uit te leggen. Gemeenten boden bij de financiering van de jeugdhulp uniforme tarieven. Daardoor was het voor zorgaanbieders – en behandelaren! – aantrekkelijker om kinderen met lichte problemen te behandelen dan kinderen met zware problemen. Er werd dus steeds meer lichte zorg verleend door zorgaanbieders die daar rijk van werden. Kinderen met complexe problemen kwamen op wachtlijsten terecht.
LinkedIn: reactie op reactie op reactie op …
De Algemene Rekenkamer (AR) heeft over die ongelukkige behandeling van complexe gevallen een rapport geschreven met de veelzeggende titel “Geen plek voor grote problemen”. Ik haalde dat rapport van de AR op 12 april 2023 in een blogpost aan. Eerder had ik dat op de economenwebsite Me Judice ook al gedaan.
In dat stuk van 12 april 2023 haalde ik een citaat van Wilbert van Rooij aan. Volgens mij verdraaide hij de bedoelingen van staatssecretaris Maarten van Ooijen. Van Ooijen wilde een maatschappelijke discussie over lichte versus zware zorg beginnen. Volgens van Rooij wilde de staatssecretaris alleen maar de overheidsbemoeienis met de jeugdzorg stoppen. Mijn stuk leidde tot reacties op LinkedIn, vooral door Van Rooij zelf. Op die reacties op deze blogpost van mij op LinkedIn, schreef ik een algemeen stuk en een reactie, die meer specifiek inging op de beweringen van Van Rooij. Daarop volgden ook weer reacties, dit keer vooral in de vorm van soundbites. Van die laatste soundbites zal ik er hieronder drie behandelen.
Marktwerking in de jeugdzorg en de Wmo kan niet
In deze reactie probeerde ik vooral misverstanden weg te nemen. Bijvoorbeeld dat ik voorstander van marktwerking in de gemeentelijke zorg zou zijn. Kennelijk denken niet-economen dat economen altijd maar meer markt willen. Een belangrijk onderdeel van de economische wetenschap is juist om aan te geven wanneer je de markt niet (dus niet) moet gebruiken. Dat geldt in ieder geval voor de jeugdhulp en de Wmo. Voor de wat luie lezers, of voor de lezers die kennelijk krap in de tijd zitten, herhaal ik nog maar even wat ik 2½ jaar geleden heb opgeschreven:
“Waarom heeft marktwerking in de Wmo en de jeugdzorg zorg geen heilzame werking? Het antwoord is, dat er helemaal geen marktwerking is. Dat klinkt bizar. De wetgever had er toch voor gekozen marktwerking in de zorg toe te laten? Zeker, maar terwijl in de markt voor de ziektekostenverzekeringen wel concurrentie op de prijs is – namelijk door ziektekostenverzekeraars – is die er in de Wmo en de jeugdzorg niet.”
Harrie Verbon
Dus, ik was en ik ben tegenstander van marktwerking in de jeugdhulp. Wat schrijft nu mevrouw Eveline Klopman in reactie op mijn stuk:
Soundbite 1: Verbon wil marktwerking
“U [ik dus, HV] citeert Damiaan D. Maar het was nu juist opvallend dat D. onlangs nog in een kamerzitting met de Minister zich schaarde achter Jim van Os en zelfs nog een stap verder ging door te stellen dat de complexe zorg uit de marktwerking gehaald zou moeten worden.”
Eveline Klopman op LinkedIN
Goed, mevrouw Klopman, als u dit leest, kijk nog eens naar wat ik 2½ jaar geleden heb opgeschreven. Ik vind dat niet alleen de complexe zorg uit de marktwerking moet worden gehaald, maar de hele jeugdzorg en de Wmo (dus, mevrouw Klopman, niet alleen de zware zorg, maar ook alle lichte zorg). Dat zou bijvoorbeeld kunnen door al die particuliere zorgbedrijven en -bedrijfjes te onteigenen. Daar wil de politiek natuurlijk niet aan. Politici komen kennelijk niet graag terug op hun eigen foute keuzes.
O ja, mevrouw Klopman probeerde, geloof ik, ook nog grappig te zijn door iemand – maar waarschijnlijk mij – met Dr. Clavan te vergelijken. Dr. Clavan, een typetje gespeeld door Kees van Kooten, was een deskundige die vragen beantwoordde door die vragen opnieuw uit te spreken, maar dan zonder vraagteken. Wat dat met onze discussie te maken heeft, ontgaat mij.
Soundbite 2: Verbon is te oud; geef hem een beroepsverbod
Ik hoop niet ooit nog eens in handen te vallen van ‘gezondheidszorgpsycholoog’ Annemarieke Fleming. Zij wil namelijk oudere mensen, te beginnen bij mij, een beroepsverbod opleggen. Dit is wat zij schrijft op LinkedIn:
“Hoe wordt – en vooral ook blijft – iemand lid van een, nee zelfs meerdere rekenkamercommissies? Hoezo mag iemand geen hoogleraar meer zijn vanaf 67 jaar, maar wel een dergelijke functie blijven bekleden? Willen we dat wel met z’n allen?”
Annemarieke Fleming op LinkedIN
Gezien dit citaat is het duidelijk dat ik voor mijn gezondheid, mijn zorg en mijn mentale gesteldheid beter enig contact met mevrouw Fleming kan vermijden. Ik hoop eigenlijk dat ook andere oudere mensen niet onder haar hoede komen, want ze zullen dankzij haar toedoen achter de geraniums verdwijnen. Dat willen wij toch ook niet “met z’n allen”?
O ja, ik val maar even niet over het dat ik niet lid ben van meerdere rekenkamercommissie, zoals mevrouw Fleming denkt, maar van één commissie die meerdere gemeenten onder haar hoede heeft.
Soundbite 3: Verbon moet niet discussiëren
Olaf Wijman is kunsthandelaar, maar heeft ook Hart voor de Zorg, zoals op zijn LinkedIn-pagina staat. Waar dat Hart uit blijkt is mij niet helemaal duidelijk. Je kunt kennelijk adviezen over gezondheidszorg bij hem vragen. Zonder dat ik hem om advies gevraagd heb, geeft hij mij op LinkedIn toch een “goed bedoeld” advies. In reactie op mijn stuk stelt hij namelijk dat het beter is om deze discussie te verwijderen, want “deze doet meer kwaad dan goed, zeker voor uzelf.” Welke medisch verschijnsel ertoe zou kunnen leiden dat mijn blogpost mij kwaad zou kunnen doen, is mij niet helemaal duidelijk. Viraal is die post niet gegaan, dus het zal wel niet om een virusinfectie gaan. Wijman is een handelaar en geen behandelaar. Ik zou anders zeker niet door hem behandeld willen worden. Of ik met hem wil handelen, weet ik eigenlijk ook niet.
Kortom
Dit soort lichte vormen van hate messages brengt de discussie over lichte versus zware zorg geen steek verder. Wilbert van Rooij reageerde natuurlijk ook. Het deed me diep zuchten over het gebrek aan rechtlijnigheid bij deze man. Misschien kom ik daar nog op terug, hoewel ik wel moe word van zijn meanderende bewegingen.
0 reacties