Op veel universiteiten in Nederland worden colleges in het Engels gegeven. Dat gebeurt niet omdat Engels een ‘betere’ taal is dan de Nederlandse taal. Het gebeurt ook niet om meer Engelse of Amerikaanse studenten aan te trekken. Het gebeurt eenvoudigweg omdat veel studenten uit de rest van de wereld colleges in Nederland volgen.

Tegen Engels als voertaal aan universiteiten

Veel mensen zijn tegen het gebruik van Engels in het universitaire onderwijs. Aleid Truijens, columnist van De Volkskrant (zie foto), houdt al jaren een pleidooi om zo veel mogelijk het Nederlands in het universitair onderwijs te handhaven. Zie bijvoorbeeld hier. Zij schreef eens: “Vrijwel niemand, docent noch student, beheerst het Engels zo goed, dat hij of zij daarin optimaal van gedachten kan wisselen,” zodat iedereen “onder zijn kunnen werkt: de docent die in een steenkolenengels college geeft en de student die in z’n scriptie ontzettend z’n best doet om zijn gedachten in houterig Engels te gieten.” Zij ging hierbij uit van de situatie in de geesteswetenschappen. Bij de bèta- en gammavakken, zo schreef zij, is de taal een communicatiemiddel en niet zelf het hoofdonderwerp, daarmee suggererend dat de taal er niet zo veel toe doet bij deze wetenschappen.

Zelf heb ik jarenlang in het Engels colleges over economie gegeven. Het is waar dat als Engels niet je moedertaal is, er wat handicaps te overwinnen zijn als je colleges in het Engels geeft. Het helpt echter dat economie een tamelijk abstract, afgerond geheel van leerstukken is op diverse specialisaties: micro-economie, macro-economie, arbeidseconomie, enz. Je hebt maar een beperkt vocabulaire nodig om die leerstukken aan studenten duidelijk te maken. Maar zodra het erom gaat die leerstukken aan de realiteit te spiegelen, via bespreking van kranten, presentaties, discussies, papers en scripties van studenten, spelen de door Aleid Truijens opgesomde problemen op. Ook als studenten je uitleg niet begrijpen, is het moeilijk je verhaal op een andere manier te formuleren, omdat je minder soepel bent in het Engels dan in je eigen taal.

De ene taal is niet naadloos vervangbaar door een andere taal

Dat is ook wat Fouad Laroui recent in De Volkskrant beweerde. Hij verhaalt hoe hij, nadat hij een college in het Engels had gegeven, achteraf altijd ontevreden was over het resultaat. Hij had dan het gevoel dat hij “te lomp, te streng en te weinig subtiel” was geweest. Dat vond hij zelf opmerkelijk, omdat hij drie jaar in Engeland had gewoond en daar alleen maar Engels had gesproken en gelezen en uiteindelijk zelfs ook alleen nog maar in het Engels had gedacht. Toch geloofde hij niet dat hij ooit het Engels tot in al zijn nuances zou kunnen beheersen.

Laten we een deel van zijn redenering uit het Volkskrant-artikel citeren: “Zelfs de simpelste vertaalproblemen verhullen namelijk een ander, wat dieper weggestoken probleem. De meeste handboeken taalkunde beginnen met een heel belangrijke opmerking, namelijk dat taal de wereld niet beschrijft maar een wereld schept.” Dan vervolgt Laroui even verderop: “Maar als elke taal een wereld creëert, wat is dan de betekenis van de handeling die ons in staat stelt van een taal over te gaan op een andere taal? Simpelweg dit: dat we van een wereld die ons bekend is en die we met veel moeite hebben opgebouwd  (…) emigreren, zonder bagage of middelen, naar een volstrekt vage wereld waar de dingen onduidelijke contouren hebben en waar we niet goed weten wat we zeggen.”

Bron: unsplash.com (Dan Gold)

Ofte wel, wij kunnen niet zo makkelijk van de ene naar de andere taal gaan, omdat we de wereld waarmee die andere taal verbonden is, niet kennen. Ik heb hier het idee dat Laroui een denkfout maakt: het is immers volgens de door hem weergegeven theorie niet zo dat de beleving van de wereld tot een eigen taal leidt, maar het is andersom. Je kunt dus een andere taal leren zonder de bijbehorende wereld te hoeven kennen. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat je alle subtiliteiten van die andere taal zult leren beheersen. Vooral niet als je de neiging hebt Nederlandse woorden letterlijk te vertalen. Volgens Laroui was oud-premier Lubbers zo iemand: hij vertaalde “ondernemer” in “undertaker” (begrafenisondernemer). Zonder het te weten, wist Lubbers niet wat hij zei.

Engels op de universiteit: onvermijdelijk

Laten we aannemen dat Laroui gelijk heeft. Dus, als je als niet-Engelsman met een Engelsman in het Engels wilt communiceren, zal die Engelsman niet veel begrijpen van wat je zegt. Toch is in het Engels colleges geven onvermijdelijk aan Nederlandse universiteiten, als die universiteit tenminste wetenschappelijk personeel op de internationale markt rekruteren.

Economische faculteiten in Nederland doen dat met als motief dat hoe groter de markt is waaruit je put, des te hoger de kwaliteit van je personeel kan zijn. Het is echter niet eenvoudig om goede buitenlandse academici naar Nederland te halen. Amerikanen komen so-wie-so niet, maar ook Engelsen, Duitsers, ja zelfs Spanjaarden en Italianen met een doctoraat behaald in de VS, zijn moeilijk over de streep te trekken. Een Engelstalige opleiding is dan een aantrekkelijke voorwaarde, waarmee je internationaal georiënteerde academische talenten over de streep kunt trekken. Als je hen zou verplichten Nederlands te leren, komen ze niet. Conclusie, als je hoog gekwalificeerd personeel wil aantrekken op de internationale markt, is het onvermijdelijk om in ieder geval een deel van de colleges in het Engels aan te bieden.

Engels op de universiteit: noodzakelijk

Het is ook noodzakelijk en dat komt voort uit de wens van bestuurders de markt van internationale studenten aan te boren. Voor universiteiten kan dat een lucratieve bron van extra inkomsten zijn. Buitenlandse studenten zijn voor bestuurders “fijne melkkoeien”, zoals Aleid Truijens hier beweert.

Maar het aantrekken van internationale studenten is niet alleen een ambitie van bestuurders die geld zien. Er is ook een kwaliteitsargument. Collegeklassen met internationale studenten blijken nogal eens tot een betere studiemotivatie, een coöperatieve houding van studenten en daardoor betere studieresultaten te leiden. De internationale student gaat soms duizenden kilometers van huis om meer kennis te verwerven en om te leren zelfstandig in staat te zijn wetenschappelijke (in mijn geval: economische) problemen op te lossen. Het verrassende effect hiervan is dat als internationale studenten in eenzelfde klas zitten met nationale studenten, de laatste groep opeens ook veel ambitieuzer wordt dan nationale studenten in een nationale klas.

Bron: unsplash.com (Brooke Cagle)

Van een gemengde internationale studentenpopulatie gaat een andere dynamiek uit dan van studenten die voornamelijk uit de regio komen. Studenten uit de omgeving komen studeren omdat ze graag een papiertje willen waarmee ze een redelijke baan kunnen vinden. Het programma moet niet al te moeilijk worden en het moet ook niet zo zijn dat er al te veel eigen denkwerk in het volgen van de cursussen moet zitten. Hapklare brokken, dat is wat de lokale student wil. Er is voor de (economie)faculteiten daarom wel een risico. Hoe meer er in het Engels wordt gedoceerd, des te minder Nederlandse studenten er komen.

Het Engels als lingua franca voor niet-Engelsen

Er is geen alternatief voor les geven in het Engels als de studenten uit alle windstreken van de wereld komen. Tenzij men aan studenten, die soms voor niet langer dan een jaar naar Nederland komen om een Masteropleiding te volgen, de verplichting oplegt de Nederlandse taal te leren. Het zal duidelijk zijn dat er dan niet veel buitenlandse studenten naar Nederland willen komen. Die verplichting komt er dus in feite op neer dat men niet langer bereid is om buitenlandse studenten aan Nederlandse universiteiten te bedienen. Dit is een vreemde opvatting in de EU, waar van hogerhand is besloten dat alle universitaire opleidingen eenzelfde structuur moeten hebben zodat studenten binnen de EU eenvoudig kunnen switchen tussen universiteiten.

Engelstalige opleidingen worden dus niet aangeboden om de Angelsaksische landen te plezieren. Britse studenten komen nauwelijks naar het continent, en als ze komen, dan gaat het juist fout met het Engels, zo is mijn ervaring. Oost Europese studenten verstaan het Engels van de Britse studenten vaak niet en omgekeerd. Dat is in feite het argument van Laroui: als een niet-Engelsman Engels spreekt met een native speaker, ontstaan communicatieproblemen door de verschillende werelden van de sprekers.

Maar, en nu komt een interessante twist, die problemen ontstaan niet als beide sprekers het Engels niet perfect beheersen. Veel continentaal Europeanen spreken geen perfect Engels, maar wat men laatdunkend wel eens stone coal Engels pleegt te noemen. Stone coal Engels is echter geen slecht Engels, het is continental Engels waarmee de continentale Europeanen en niet-Engelstaligen uit de hele wereld met elkaar communiceren. Stone coal Engels speelt ongeveer dezelfde rol als het Latijn in de late Middeleeuwen. Het Latijn was toen de taal waarmee geleerden met elkaar konden discussiëren. Het was ook de schrijftaal van de geleerden. Zo schreef onze eigen Erasmus zijn beroemdste boek De Lof der Zotheid in het Latijn (zie de afbeelding voor een fragment) en hij schreef de brieven aan zijn vriend Thomas More eveneens in het Latijn.

Erasmus leerde Latijn op de ‘basisschool’

De geleerden in de late Middeleeuwen hadden als kind al een degelijke opleiding in het gebruik van Latijn gehad. Dankzij de zogenaamde Latijnse scholen konden geleerden als Erasmus perfect Latijn schrijven (zie afbeelding). Als we dat ‘vertalen’ naar het Engels in de huidige tijd zouden kinderen op de basisschool al Engels onderwezen moeten worden. In Nederland is Engels in het basisonderwijs verplicht, maar scholen mogen zelf beslissen vanaf welke groep Engels wordt onderwezen. Dat kan ook vanaf groep 7 zijn. Bovendien is het aandeel in het vakkenpakket betrekkelijk laag. Daarom is de beheersing van Engels bij de meeste Nederlanders niet optimaal en blijft het niveau steken op stone coal niveau. Erg is dat niet want in andere continentaal Europese landen (uitgezonderd de Scandinavische landen) is het niet veel beter, of juist veel slechter.

Engels als motor voor de integratie in de EU

De EU is gebouwd op de gedachte dat burgers in iedere lidstaat onbeperkt naar een baan mogen zoeken. Als burgers op een baan terecht komen waar hun productiviteit het hoogst is, zal dat tot de hoogst mogelijke welvaart voor velen leiden (zie bijvoorbeeld hier en hier). Om tot deze ‘ideaalsituatie’ te komen, zou het helpen als burgers overal dezelfde taal spreken. Zoals bekend is dat niet het geval.

In de EU zijn er 24 officiële talen. Als we met willekeurig iedere andere EU-burger in zijn of haar taal zouden willen spreken, moeten we al die 24 talen min of meer beheersen. Zelfs talenwonder en overtuigd Europeaan Frans Timmermans haalt dat aantal niet, laat staan dat de gemiddeld eurosceptischer EU-burger in staat is zo veel talen te spreken. Het ligt veel meer voor de hand daar één taal voor uit te kiezen die iedereen in voldoende mate zou moeten beheersen en het stone coal Engels lijkt daar de meest geschikte kandidaat voor. Zonder zo’n gemeenschappelijke taal zal het moeilijk worden tot vrije migratie binnen de EU te komen en een gevoel van eenheid in de EU te creëren.

Engels op de universiteiten is al gemeengoed, daar is de EU-integratie al begonnen. Maar dat leidt toch tot een verbreding van de kloof tussen hoog en laag opgeleiden, aldus Volkskrant-columnist Martin Sommer. Zeker, zolang het Engels op de basisschool een vrijblijvend vak blijft, zal die kloof niet kleiner worden. Er is vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat tweetalig onderwijs tot een slechtere beheersing van het Nederlands of rekenvaardigheden zal leiden (zie hier).

Veel intellectuelen in Nederland zijn tegen het Engels als eerste en zelfs als tweede taal in de universitaire wereld. Sommigen daarvan zijn ook tegen een verdergaande Europese integratie. Ad Verbrugge is daar een voorbeeld van. Dat is in ieder geval consistent: “eigen volk eerst” betekent ook dat het onderwijs niet aangepast hoeft te worden aan de wensen en mogelijkheden van buitenlandse studenten. Maar de eerder genoemde Aleid Truijens is wel heel uitdrukkelijk voor open grenzen. Dat lijkt dus niet erg consistent met de ban op Engels aan de universiteiten. Het zou goed zijn als mensen als Aleid Truijens ook nadenken over de EU en het Engels als voertaal in de EU.