De econoom Jan Tinbergen roept bij mij tegenstrijdige gevoelens op. Ik heb al eerder beschreven hoe hij mijn pad als student positief had beïnvloed. Ik was economie gaan studeren aan de Vrije Universiteit (VU) in 1969. Daar bleken toen echter erg veel incapabele docenten rond te lopen. Deze docenten konden mij niets leren. Niet dat ik zo slim was dat ik alles al wist. Het was eerder dat mijn economiedocenten niet in staat waren een samenhangend en logisch verhaal te vertellen.
Tinbergen als inspiratie

Toen kwam ik een boekje van Jan Tinbergen tegen dat “Econometrie” heette. Dat boekje ging over het meten van economische variabelen en over verbanden tussen die variabelen die je met “multipele correlatierekening” zou kunnen ontdekken. Dit was het samenhangende en logische verhaal waar ik naar zocht. Econometrie, dat was mijn roeping, en dus ben ik na een paar jaar overgestapt van de studie economie naar de studie econometrie aan de VU. Dat had nog wel wat voeten in de aarde. Met mijn HBS-A diploma had ik eigenlijk te weinig wiskundekennis. Ik moest dus – in de zomer van 1972 – een deel van mijn middelbareschooltijd opnieuw doen. Ik bereidde me voor op een soort herexamen wiskunde, slaagde en kon overstappen naar econometrie. Het was een van de beste beslissingen in mijn leven.
Tinbergen bepaalde ook het eerste onderzoek dat ik na mijn afstuderen ging doen. Tinbergen beweerde namelijk dat door de toename van het opleidingsniveau van de bevolking de inkomensongelijkheid in de maatschappij zou afnemen. Dat wilde ik toetsen aan de hand van CBS-data. Ik deed regressie na regressie met steeds iets andere specificaties. Maar, helaas, er kwam niets uit. Dit falen kan aan veel dingen gelegen hebben. Misschien waren de data niet geschikt om de hypothese van Tinbergen mee te toetsen. Het kan zijn dat er te weinig variatie in de data zat, of dat de tijdreeks te kort was. Misschien vond ik niet de goede specificatie. Of misschien waren er nog veel andere factoren die de loonverhouding bepaalden, maar die niet te meten waren. Of, misschien was het verband van Tinbergen er gewoon niet.
Het overschatte nut van economen
Later, veel later, werd ik ook wel wat sceptischer over het academisch belang van het werk van Tinbergen. Natuurlijk, ik kan op geen enkele wijze in zijn schaduw staan. Hij heeft de Nobelprijs in de economie gewonnen; hij kwam bij vele machtige mannen en vrouwen over de vloer. Hij was adviseur van de Volkenbond, de voorloper van de VN. En ook in de VN had hij veel invloed. Er werd naar hem geluisterd. Hij was een pacifist en een idealist, hij wilde de armoede van de werkende klasse uit de wereld helpen.
Voor dat laatste schreef hij in 1935 een Plan van de Arbeid, dat een einde zou moeten maken aan de massawerkloosheid tijdens de Grote Depressie die toen volop heerste. In dat plan werd ook duidelijk dat Tinbergen een groot vertrouwen had in de economische wetenschap. Economen konden beter verantwoorde beslissingen over economisch beleid nemen dan politici dat konden. Dat vertrouwen in economische experts hangt in Nederland nog steeds in de lucht, het nut van economen, vooral die bij het CPB, wordt sterk overschat. De modelbouw waar Tinbergen mee begonnen is, wordt daar nog steeds toegepast en wat uit die modellen volgt, wordt te vaak door politici geloofd.
Het verlangen naar een sterke leider

In de biografie die Erwin Dekker in 2021 over Tinbergen schreef, wordt een klacht beschreven die Ed van Cleeff in 1935 in een brief aan Tinbergen uitte. Volgens Van Cleeff had het Plan van de Arbeid te veel het karakter van propaganda voor het socialisme waar het hele volk zich achter zou moeten scharen. Bovendien ging het Plan te veel uit van vertrouwen in economische experts. Met andere woorden, het Plan bevatte een impliciete vraag naar een sterke economische leider.
Dat Tinbergen advies aan sterke mannen niet schuwde, blijkt overigens ook uit zijn werk voor de Indonesische autocratische president Suharto, zoals David Hollanders dat onlangs beschreef. Zo kon je ook in het Plan van de Arbeid de roep om de sterke man horen. Het Plan riekte om deze reden naar een poging de parlementaire besluitvorming in een democratie te ondergraven.
Jan Tinbergen was dus niet echt een democraat, zo lijkt het. Was hij daarmee een fascist, een aanhanger van het nationaal-socialisme van Hitler? Ikzelf heb me vaak afgevraagd hoe het toch kon dat Tinbergen in de Tweede Wereldoorlog een artikel in het Duits publiceerde in het Weltwirtschaftliches Archiv. En waarom is hij in de oorlog bij het CBS blijven werken? Heeft hij dan de door de nazi’s voor ambtenaren verplicht gestelde ariërverklaring ondertekend? Hij zal toch ook geweten hebben dat alle Joodse ambtenaren op last van de bezetter ontslagen moesten worden.
Afspraak met nazi Wagemann
Dekker besteedt in zijn biografie een hoofdstuk aan het gedrag van Tinbergen tijdens de bezetting. Daarover is weinig bekend, maar vlak na de oorlog schreef Tinbergen een brief aan zijn vriend Tjalling Koopmans. Koopmans was een andere Nederlandse winnaar van de Nobelprijs in de economie die, anders dan Tinbergen, in de oorlog in de VS woonde. In die brief wijdde Tinbergen enigszins uit over zijn oorlogservaringen. Het lijkt erop dat hij door aan te blijven geprobeerd heeft het CBS te vrijwaren van Duitse invloed. Hij zou daarover een afspraak gemaakt hebben met de nazi en statisticus Ernst Wagemann.
Wagemann was na het aan de macht komen van Hitler hoofd van het Duitse Instituut voor Conjunctuuronderzoek geworden. Vanuit die functie hield hij tijdens de bezetting ook toezicht op het CBS. Wagemann was een aanhanger van de theorie van Malthus, waarover wij eerder berichtten. Volgens Malthus zou bij een gegeven stand van de techniek en bij een gegeven hoeveelheid land door bevolkingsgroei honger ontstaan. Bij een grotere bevolking kon er immers niet veel meer voedsel geproduceerd worden door de beperkte hoeveelheid land. Volgens Wagemann was er in Duitsland om deze ‘Malthusiaanse’ reden sprake van overbevolking. Dat kon worden verholpen – aldus nog steeds Wagemann, volgens Dekker – door het uitbreiden van het Lebensraum voor het Duitse volk. Zoals bekend gebruikte Hitler het begrip Lebensraum om aanspraak op het gebied van andere landen te maken.
Collaboratie om erger te voorkomen?

Bron: commons.wikimedia.org
Tinbergen schreef in 1944 in het economenblad ESB een recensie van de theorie van Wagemann. Hij was opmerkelijk lovend over Wagemann’s ideeën, maar zoals zijn biograaf Dekker ook opmerkte, die lof was voornamelijk neutraal. Tinbergen ging niet in op de militaristische ambities die uit het verlangen naar Lebensraum volgden. Hij ging alleen in op de wetenschappelijke kwaliteiten van het werk van Wagemann.
Misschien dat de lof voor Wagemann voortkwam uit opportunistische overwegingen (“wij blijven samenwerken met de bezetter om erger te voorkomen”). Het kan echter ook zijn dat hij sympathiseerde met de dirigistische stijl die ook uit het optreden van Wagemann bleek. Dat bleek bijvoorbeeld uit zijn lof voor de autocratische manier waarop het nazi-regime economisch beleid voerde voor de tweede wereldoorlog. Met name ging het daarbij om het oplossen van het werkloosheidsvraagstuk door de nazi’s. Dat dit gelukt was dankzij grootschalige investeringen in de herbewapening van Duitsland vermeldde Tinbergen – overtuigd pacifist – niet.
Tinbergen is niet ‘gezuiverd’
Edwin Dekker schrijft ergens in zijn biografie dat Tinbergen kennelijk niet fout is geweest in de oorlog, want hij heeft niet hoeven verschijnen voor een zuiveringscommissie. Ik weet niet of dat voldoende bewijs is voor zijn onschuld. Hij was duidelijk niet zo dapper als de Leidse hoogleraar Cleveringa die openlijk bezwaar maakte tegen het ontslag van Joodse collega’s. Maar misschien werd hem zijn optreden vergeven omdat hij voor de oorlog duidelijk een positie tegen het fascisme had ingenomen. Het kan natuurlijk ook gewoon zo zijn dat hij inmiddels al zoveel prestige had verworven door zijn band met de Volkenbond en door zijn economisch onderzoek dat hij na de oorlog gewoon niet gemist kon worden bij de wederopbouw van Nederland.
0 reacties