Hoe komt het toch dat het hoger onderwijs steeds weer opgescheept wordt met bestuurders die geen notie hebben van wat onderwijs, laat staan goed onderwijs, inhoudt?  We kunnen natuurlijk Jo Ritzen aanwijzen als de kwade genius achter machtsbeluste onderwijsbestuurders. Jo Ritzen was de idealistische onderwijsminister uit de jaren 90 van PvdA-huize. Hij is zo’n typisch voorbeeld van iemand wiens idealen in hun tegendeel verkeren.

Jo Ritzen maakte de onderwijsmanager

Jo Ritzen Bron: commons.wikimedia.org

Hij had de omvorming meegemaakt van de universiteit van een elitair kennisinstituut naar een democratisch vergaderbureau. De democratisering in het hoger onderwijs was doorgeschoten. Daarom maakte hij er, als minister in de jaren 90, een eind aan. Zo maakte hij de weg vrij voor de onderwijsmanager.

Ritzen wilde het bestuur van onderwijsinstellingen professionaliseren. Daarbij ging hij er waarschijnlijk van uit dat de mensen op de werkvloer zich dan met het echte proces bezig konden houden. Het liep allemaal anders. De professionalisering leidde tot schaalvergroting en megalomane onderwijsbestuurders. Zij verzamelden jaknikkers om zich heen en hadden weinig boodschap aan de werkvloer. Misschien wisten ze niet eens meer dat er een werkvloer was: zo hoog zweefden ze boven het gewone volk. Die megalomane onderwijsbestuurders hadden, ondanks hun gebrek aan kennis van het onderwijs, toch zo hun eigen ideeën over de inrichting van onderwijs. Dat speelde overigens vooral in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs (mbo en hbo).

De visie van de onderwijsmanager die de student niet kent

Jo Ritzen dus als schuldige, maar hij is al lang weg uit het onderwijsveld. Hij benoemt geen enkele onderwijsbestuurder. Bovendien heeft hij nooit verordonneerd dat onderwijsbestuurders bij voorkeur geen onderwijservaring hebben. Zoals bijvoorbeeld Joep Houterman, voorzitter van het college van bestuur van Fontys Hogeschool. Volgens de website van Fontys heeft hij nooit voor de klas gestaan. Hij kent naar eigen zeggen wel de vijf wetenschappelijk onderbouwde uitgangspunten voor leren. Dit was een reactie op een nogal dodelijk artikel in De Volkskrant over de gebruikte onderwijsmethode bij Fontys. Die methode werd door Aleid Truijens in De Volkskrant beknopt als volgt weergegeven:

Het kwam allemaal op hetzelfde neer: leren achter je laptop, met zijn honderden in een leertuin of atrium, met rondwandelende ‘coaches’. Daar mag jij, eigenaar van je bloedeigen onderwijs, kennis construeren aan de hand van ontdekkingen, waarna je er eindeloos over mag ‘reflecteren’. Basiskennis was overbodig, je kon immers alles opzoeken. Beoordelingscriteria werden onduidelijk.

Aleid Truijens

Studenten moeten kunnen reflecteren, hoeven niets te weten

Toen mijn echtgenote ruim twintig jaar geleden als docent accountancy bij hogeschool Avans in dienst kwam, werd daar op dat moment ook zo’n soort methode toegepast. Zij moest als coach van studenten optreden. Studenten vroegen haar van alles en nog wat, zoals over rechtsbeginselen, personeelsbeleid en noem maar op. Vooral dus zaken waar ze zelf geen verstand van had. Om een of andere reden zagen bestuurders na enige tijd toch in dat je studenten accountancy niet zonder kennis van het boekhouden op stage kon sturen naar accountancykantoren. Studenten hadden misschien toch iets aan basiskennis over boekhouden, principes van de automatisering van de informatieverwerking, enzovoorts. Klassikaal onderwijs werd weer ingevoerd.

Eind goed al goed? Was het maar waar. Vijftien jaar later dook er weer zo’n bestuurder bij haar opleiding op. Die wilde toch weer het liefste accountancystudenten zonder boekhoudkennis naar kantoren sturen. Dat studenten kunnen reflecteren, dat was veel belangrijker. Dat soort bestuurders steekt dus kennelijk steeds opnieuw de kop op met steeds dezelfde nieuw klinkende, maar in feite aftandse en niet-effectieve onderwijsmethode. Het lijkt wel of ze niet uit te roeien zijn. Voor mijn echtgenote was het zuur dat zo iemand tegen het einde van haar onderwijs carrière haar pad kruiste. Maar voor veel docenten aan de Fontys hogeschool is het nog steeds zuur dat ze een voorzitter van het college van bestuur hebben die het verschil niet weet tussen onderwijsuitgangspunten en onderwijsmethoden. 

Waarom onderwijsmanagers die chaos scheppen…

We hebben al zoveel chaotische misstanden als bij Fontys gezien. Ik noem maar een paar onderwijsinstellingen uit het verleden waar ook wat aan de hand was, zoals megalomane bestuurders en ondermaatse onderwijskwaliteit. Bij Amarantis (mbo), InHolland (hbo), regionaal opleidingscentrum Zadkine, voorbereidend mbo Maastricht en nu dus hbo Fontys was op enig moment het een en ander loos.       

Falende bestuurders zonder kennis van het onderwijs, hoe komt het toch dat het beroepsonderwijs daar steeds maar weer mee opgescheept wordt? Als ze er een puinhoop van maken, kunnen ze bovendien zo weer ergens anders als bestuurder aan de slag. Hoe kan dat? Ik bracht eerder al meerdere hypothesen naar voren om dat te verklaren.

… toch steeds maar weer de kop opsteken

De kop opsteken
Bron: unsplash.com

Het komt voor dat gefaalde bestuurders met goede referenties van de oude werkgever vertrekken, hoewel ze aantoonbaar mislukt zijn. Op de oude werkplek zien ze hem (haar?) echter zo graag vertrekken dat ze graag een goed woordje voor hem willen doen.

Het lijkt mij echter waarschijnlijker dat benoemingscommissies bijna per definitie onder de indruk zijn als de sollicitant een lange carrière als bestuurder achter de rug heeft. In het hbo vindt men het vaak kennelijk belangrijker dat er bestuurservaring is dan dat er onderwijservaring is, zie Joep Houterman.

Ook geven die commissies vaak de voorkeur aan dominante personen met ‘besluitvormingskracht’. Die personen hebben vaak zichzelf ook heel hoog zitten en hun (te) hoge mate van zelfvertrouwen maakt kennelijk indruk op dergelijke benoemingscommissies. Als die personen dan al ergens topbestuurder zijn geweest, is dat aanbeveling genoeg om weer opnieuw als topbestuurder te worden aangesteld. Of hij in die vorige baan goede beslissingen heeft genomen, of niet, doet er verder weinig toe. Besluiten durven nemen, daar gaat het om.   

De minister kan niet voor goede bestuurders zorgen …  

De kwaliteit van opleidingen zou gegarandeerd zijn door de zogeheten visitatiecommissies. Maar het blijkt dat in die commissies lieden zitting kunnen hebben die met hun adviezen die opleidingen eerder in chaos hebben gestort. De minister dan, vraagt Aleid Truijens zich vertwijfeld af. Veel hoop heeft ze niet, want de minister heeft een voorstel om onderwijsbestuurders zelf de kwaliteit van hun eigen instellingen te laten bewaken. “Dat zet de deur wijd open voor de eigen vleeskeuring. En voor nog meer krankzinnige onderwijsconcepten.”

Zeker! De minister lijkt mij ook niet de aangewezen persoon om ervoor te zorgen dat er goede bestuurders worden benoemd. Hij kan toch niet in elke benoemingscommissie gaan zitten. In die commissies en bij de raden van toezicht gaat het echter wel vaak fout. Daar moet dus de oplossing gezocht worden.

… benoemingscommissies en raden van toezicht wel

Het is misschien een open deur, maar benoemingscommissies zouden bemensd moeten worden met leden die enige mensenkennis hebben en die geen ontzag hebben voor bestuurders. Dit type leden zal ook niet direct onder de indruk zijn van een opgeblazen CV van een arrogante bestuurder zonder onderwijservaring. Laat sollicitanten ook hun visie op het onderwijs geven voor een ervaren groep docenten, die dan ook zeggenschap moeten krijgen bij de benoeming.

Als bestuurders eenmaal benoemd zijn, moeten ze bij falen ook weggestuurd kunnen worden. Slechte bestuurders worden echter slechts bij hoge uitzondering weggestuurd door raden van toezicht. Zo’n raad van toezicht moet toezicht houden op het bestuur. Waar was de raad van toezicht bij Fontys toen de onvrede over de onderwijsmethode naar buiten kwam? Waarom werd er niet ingegrepen toen bleek dat de discussie gesmoord dreigde te worden van bovenaf?  

Raden van toezicht functioneren vaak als jaknikkers voor het bestuur. Dat komt omdat de leden van de raden van toezicht uit dezelfde wereld komen als de bestuurders. In raden van toezicht zitten ook weer bestuurders van elders. Die willen geen streng toezicht houden omdat ze zelf als bestuurder ook niet willen dat toezichthouders hen de maat neemt. Daar volgt dan dus een volgende aanbeveling uit. Benoem mensen in die raden die echt toezicht willen uitoefenen en niet bang zijn moeilijke vragen te stellen aan de bestuurders.  En: zelf geen bestuurder zijn. 

Kortom

We krijgen goede bestuurders en verdrijven de slechte bestuurders als de benoemingscommissies en de raden van toezicht met onafhankelijke en kritische leden met kennis en ervaring van onderwijsmethoden worden benoemd. We zijn nog niet zo ver, getuige het Fontys-drama.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.