In Nederland is heel lang loonmatiging als een na te streven beleidsdoel beschouwd. De reden daarvoor ligt voornamelijk in een CPB model (voor de fijnproevers: het jaargangenmodel) uit de jaren 70. In dat model zat een mechanisme waarbij als de lonen stegen de werkloosheid toenam. Meerdere generaties economen en politici zijn met dit ‘geloof’ opgegroeid en hebben gedacht dat loonmatiging goed zou zijn voor de economie.

Maar er kwamen allengs tegengeluiden. Loonmatiging verstoort de werking van de arbeidsmarkt was zo’n tegengeluid. Ook werd gehoord dat loonmatiging ‘verkeerde’ prikkels gaf, zowel aan werkgevers als aan werknemers. Een aantal argumenten voor en tegen loonmatiging gaan we hieronder bespreken. De conclusie zal, hoe dan ook zijn, dat loonmatiging niet meer een in beton gegoten beleidsparadigma is.

Waarom loonmatiging goed was volgens het CPB

Volgens het CPB-model uit de jaren 70 hadden fabrieken machines van verschillende jaargangen. De oudere machines hadden meer bediening nodig dan machines die recent waren aangeschaft. Een loonstijging leidde er dan toe dat fabrieken hun oudste machines gingen afstoten. Deze konden door de hogere lonen niet meer renderend worden ingezet bij de productie. Die oudere machines werden vervolgens vervangen door nieuwere en efficiëntere machines. Die nieuwe machines gebruikten minder arbeid (omdat ze efficiënter waren). Als gevolg van de loonstijging nam dus de werkloosheid toe. Bij een gematigde loonontwikkeling zouden de werkgevers de oudste machines minder snel afstoten. De werkloosheid zou dus niet of minder snel oplopen. Bovendien, door een gematigde loonontwikkeling zouden ook nog eens de prijzen van de producten maar beperkt stijgen. De concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland verbeterde daardoor. De export kon toenemen, en zo ook het nationale inkomen. Dus van loonmatiging werden we allemaal rijker. QED.

Zo simpel is economie nu, dat je in nog geen 200 woorden kunt uitleggen waarom loonmatiging zo heilzaam is. Meer dan 30 jaar hebben beleidsmakers en economen dit instrument omarmd, vanaf het beroemde akkoord van Wassenaar uit 1982 tussen vakbonden, werkgevers en de regering Lubbers. Ook de politieke partijen konden niet om loonmatiging heen. Het CPB rekende immers hun verkiezingsprogramma’s door. Volgens het CPB-model was loonmatiging goed voor de werkgelegenheid.  Dus, als je mooie cijfers van het CPB wilde krijgen, moest je wel loonmatiging in je verkiezingsprogramma opnemen.

Waarom loonmatiging slecht voor ons is: niet marktconform

Ikzelf heb loonmatiging altijd een ridicuul idee gevonden om minstens twee redenen. De eerste reden was dat loonmatiging er alleen komt als de markt er om vraagt, dat wil zeggen wanneer er weinig vraag naar arbeid en veel werkloosheid is. Begin jaren 80 was er een economische crisis waarbij de werkloosheid in een paar jaar tijd snel opliep. Vakbonden kunnen in zo’n situatie niet met looneisen komen omdat ze zwak staan. Loonmatiging komt dan dus vanzelf.

Dat de sociale partners in 1982 een akkoord konden sluiten, was dus geen overwinning van de Hollandse polder. Het was eerder een soort symbolische bevestiging van de crisis op de arbeidsmarkt. Eind vorige, begin deze eeuw was er de omgekeerde situatie. De economie dreigde in een situatie van overspannen hoogconjunctuur terecht te komen. Desondanks bleef loonmatiging het beleidsparadigma. Om loonmatiging te vergemakkelijken voor werkgevers en werknemers werden de belastingen verlaagd in een grote belastingherzieningsoperatie. Het resultaat laat zich raden: nog meer overspanning op de arbeidsmarkt.

Loonmatiging is slecht werkgeverschap 

Een tweede reden om loonmatiging een ridicuul idee te vinden was dat het inging tegen het idee van goed werkgeverschap. Werkgevers die hun werknemers met meer belonen dan ‘de markt’ suggereert, worden door hun werknemers ‘beloond’: ze gaan harder werken. Dit is zowel theoretisch als empirisch bevestigd (al zegt dat niet alles, zie eerdere blogs). Deze redenering heet de theorie van het efficiënte loon en heeft sinds jaar en dag de leerboeken gehaald.

De twee redenen (namelijk marktconforme lonen en productiviteitsstijging door een ‘efficiënt loon’) passen geheel in de ‘orthodoxe’ theorieopvatting. Dat wil zeggen, loonmatiging kun je verwerpen binnen het gangbare idee dat vraag en aanbod op arbeidsmarkt de lonen bepalen. Er zijn ook economen die zich tegen loonmatiging keren op grond van meer ‘heterodoxe’ overwegingen, dus redeneringen die minder aansluiten op de gangbare economiebeoefening.

Loonmatiging is slecht voor zwakke EU-lidstaten

Een derde reden waarom loonmatiging niet zo’n goed idee is, komt voort uit ons lidmaatschap van de EU. Loonmatiging in een welvarende lidstaat als Nederland betekent dat je daarmee in feite armere landen (Griekenland, Portugal, Oost Europa) dwingt hetzelfde te doen. Het idee is als volgt. Door de lonen in Nederland laag te houden, kunnen Nederlandse producten goedkoop op de internationale markt verkocht worden. Daarmee gaat de concurrentiepositie van de armere EU-lidstaten, die soms (in het geval van Griekenland) toch al niet florissant is, nog meer achteruit. De Grieken kunnen dat alleen voorkomen door hun lonen ook laag te houden, of zelfs te verlagen. Loonmatiging is dus een vorm van beggar thy neighbor beleid.

Alfred Kleinknecht redeneert: loonmatiging remt innovatie

Alfred Kleinknecht is een van de meest prominente niet orthodoxe economen in Nederland, die tot zijn emeritaat hoogleraar economie in Delft was. Bij nader inzien past zijn redenering tegen loonmatiging echter toch wel redelijk in de ‘mainstream’ benadering van economen. Hij zegt namelijk precies hetzelfde als wat het CPB altijd zei, maar verbindt daar een andere conclusie aan.

Als je lonen matigt, zo zegt hij, zullen ondernemers niet investeren in efficiëntere machines (zie ook CPB) en zal de werkloosheid dus minder toenemen. Toch is het slecht nieuws als dankzij loonmatiging werkgevers weinig behoefte hebben nieuwe technieken in te voeren. Dan blijft immers de productiviteitsstijging in Nederland achter bij landen waar er van loonmatiging geen sprake is. Het buitenland wordt dan juist goedkoper ten opzichte van Nederland doordat daar wel arbeidsbesparende technieken worden ingevoerd.

Alfred Kleinknecht redeneert: loonmatiging maakt werknemers niet loyaal…

Maar als de Nederlandse ondernemers nu eens toch gewoon inzetten op innovatie met hun goedkope werknemers. Waarom zou dat niet lukken? Hier doet Kleinknecht een beroep op een variant van de theorie van het efficiënte loon. Werkgevers die op het loon van hun werknemers beknibbelen zullen daar een gebrek aan loyaliteit van hun werknemers voor terugkrijgen. Deze werknemers zullen op zoek gaan naar betere banen en een andere werkgever uitkiezen zodra een mogelijkheid zich voordoet. Dat is niet erg bevorderlijk voor innovatie. Voor innovatie heb je loyale werknemers nodig die niet bij het minste of geringste op de loop gaan en de nieuwe uitvindingen meenemen naar de concurrent.

… en maakt van Nederland de VS van de EU

Voor werkgevers, met andere woorden, is het onder een regime van loonmatiging niet lonend om te innoveren. Alfred Kleinknecht had nog meer economische ijzers in het vuur. Als de ondernemers eerder gaan innoveren, als gevolg van loonstijgingen, kunnen werknemers hetzelfde werk met minder inspanning doen. Of, zij kunnen meer werk afleveren met dezelfde inspanning. Kijk nu eens naar de VS, aldus nog steeds Kleinknecht. Daar innoveren ze minder, werken ze harder, maar zijn de inkomens per uur lager dan in Europa. Nederland is min of meer de VS van Europa geworden: er is hier door een jarenlange loonmatiging minder geïnnoveerd. Wij moeten dus harder werken dan onze buren. Kortom, loonmatiging is hoe dan ook slecht voor de productiviteit.

Arnoud Boot redeneert: waarom loonmatiging goed/slecht voor ons is

Ook Arnaud Boot is tegen loonmatiging. Boot is hoogleraar economie in Amsterdam en aanwezig in diverse prestigieuze adviesraden (WRR, DNB, SER). Dus als hij dit zegt, dan zal dat wel het einde van de loonmatigingsmythe in Nederland inluiden. Dat bleek overigens wel weer mee (of tegen) te vallen, want werkgeversorganisaties zeiden direct dat we verder moesten gaan op de weg der loonmatiging.

Boot’s argument was overigens gebaseerd op ouderwetse Keynesiaanse mechanismen. Hogere lonen leiden tot meer bestedingen en kunnen dus het einde van de crisis inluiden. Bovendien mogen de lonen alleen stijgen in sectoren met een hoge productiviteit. Sectoren met een lage productiviteit moeten lage lonen blijven betalen. Volgens Kleinknecht is dat dus het paard achter de wagen spannen. De productiviteit is immers laag in sommige sectoren omdat de lonen er laag zijn. Dus, als je daar de lonen laag houdt, doet dat de productiviteit geen goed. Als je de lonen in sectoren met hoge productiviteit verhoogt, zal de productiviteit daar nog meer toenemen. Dan krijgen we een economie met een sector voor de briljante hoog-productieve werknemers en een sector voor de kneusjes.

Marcel Canoy en Raymond Gradus redeneren: waarom loonmatiging goed kan zijn

Loonmatiging is opeens weer een hot issue in Nederland. Op zaterdag 16 november 2013 stond er in De Volkskrant een opiniestuk van de economen Marcel Canoy en Raymond Gradus met als kop: lonen alleen omhoog bij hogere productiviteit. Zij beginnen met te beweren dat Kleinknecht, die ze ‘Mister loonstijging’ noemen loonstijging aanbeveelt als doel en dat, zo schrijven ze, “is onzinnig. Je gaat ook niet de economie aanwakkeren door de huizenprijzen te verhogen zonder dat daar economische logica achter schuilt.”

Lonen, zo willen ze maar zeggen, zijn het resultaat van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dat kunnen we ook zien omdat “de cijfers wijzen op een hoge [loon]stijging in productieve sectoren en een lage stijging in (…) sectoren die onder druk staan.” Deze passage in hun opiniestuk heeft kennelijk ook als doel de vloer aan te vegen met Arnoud Boot die er immers voor pleitte dat de lonen kunnen stijgen in hoog-productieve sectoren: dat gebeurt al schreeuwen ze hier in duo.

Marcel Canoy en Raymond Gradus redeneren: eerst innoveren, dan hogere lonen

Maar een weerlegging van Kleinknecht kun je hun stuk toch niet noemen, hoewel ze dat wel expliciet zeggen. Kleinknecht zal hen antwoorden dat de productiviteit laag is in sommige sectoren omdat de lonen er laag zijn. Ik zou daar aan toevoegen dat als je tegen loonmatiging bent dat nog niet wil zeggen dat je voor loonstijging bent. Door de politiek afgedwongen loonmatiging zal tot een kunstmatig lage productiviteit en een slecht werkende arbeidsmarkt leiden, maar afgedwongen loonstijging zal natuurlijk de werking van de arbeidsmarkt ook niet verbeteren. Het vreemde is dat iedereen het daar over eens zal zijn. Vechten Canoy en Gradus tegen windmolens? Misschien toch niet, want zij vinden dat eerst innovatie moet worden aangewakkerd, “zoals onlangs ook de WRR voorstelde.” Dat voorstel van de WRR was helaas zo ernstig onder de maat dat het een serieus blog over economie niet mag besmeuren.

Naschrift (juni 2021)

Het idee dat loonmatiging een goed uitgangspunt van beleid is, lijkt nu toch echt aan zijn laatste stuiptrekking bezig. De steunpilaren van het akkoord van Wassenaar, Ruud Lubbers, Chris van Veen en Wim Kok, zijn alweer enkele jaren dood. De genadeslag werd onlangs toegebracht door het boek Fantoomgroei dat de groeiende ongelijkheid tussen arbeid en kapitaal aan het akkoord van Wassenaar toeschrijft. Misschien een beetje overdreven zoals we hier en hier beweren. Maar toch, loonmatiging wordt duidelijk niet meer gezien als het wondermiddel uit de Nederlandse polder. Eindelijk, na bijna veertig jaar zijn we verlost van een idee dat contraproductieve gevolgen heeft gehad.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.