Lans Bovenberg (2014)
Bron: commons.wikimedia.org

”Vrijdag [10 maart] nam de invloedrijkste econoom van Nederland [Lans Bovenberg] afscheid als hoogleraar in Tilburg. Hij viel op door zijn maatschappelijke betrokkenheid en legde met zijn denkwerk de basis voor het nieuwe pensioenstelsel”. Zo begint een artikel in De Volkskrant en dat hij invloedrijk was zal ik niet ontkennen. Maar heeft Bovenberg met zijn maatschappelijke betrokkenheid goede keuzes gemaakt? Neem de verhoging van de AOW-leeftijd. Hij was daar in de jaren 2000 een groot voorstander van. Die voorkeur kon hij kwijt in de commissie-Bakker, waar hij deel van uitmaakte.

De commissie Bakker en de verhoging van de AOW-leeftijd

Het rapport (2008) van de commissie Bakker stelde vast dat na WO II de beroepsbevolking – iedereen tussen de 20 en de 64 jaar – sterk was gegroeid. De commissie voorspelde echter dat tussen 2010 en 2040 de beroepsbevolking met een miljoen mensen zou dalen, terwijl het aandeel van mensen ouder dan 65 jaar sterk zou gaan stijgen.

Deze gegevens vormden feitelijk de rechtvaardiging voor het verhogen van de AOW-leeftijd. Het aantal werkenden neemt af, en het aantal 65+-ers neemt toe. Die werkenden betalen echter voor de ouderen de AOW – en natuurlijk ook de zorg – en dus wordt de AOW onbetaalbaar.

Hoe gaat het met de beroepsbevolking en de ‘grijze druk’?

Wat niet klopte was dat de beroepsbevolking zou krimpen. De omvang van de beroepsbevolking was in 2008 volgens het CBS 8,3 miljoen mensen. Vanaf 2008 is de beroepsbevolking tot 2013 nagenoeg constant gebleven (8,3 miljoen mensen) om daarna tot dit jaar te stijgen naar 10 miljoen mensen (CBS).

Hoewel dus de beroepsbevolking is toegenomen – dus niet gekrompen – en ook zal blijven toenemen is toch de verwachting dat de grijze druk zal stijgen. De grijze druk is het aantal 65+-ers ten opzichte van het aantal 20 tot 64-jarigen. Die grijze druk is, volgens gegevens van het CBS,  vanaf 1970 tot 2023 nagenoeg verdubbeld, namelijk gestegen van 18,8 procent naar 35,6 procent. De verwachting is dat de grijze druk tot 2040 zal blijven stijgen naar 50,1 procent en daarna weer geleidelijk zal gaan dalen.

Neemt de ‘AOW-druk’ toe bij vergrijzing?

De vraag is dan: wat zal de stijging van de grijze druk betekenen voor de bruto AOW-uitgaven als percentage van het nationaal inkomen (laten we dit de AOW-druk noemen)? Met David Hollanders heb ik in 2017 in het economenblad ESB laten zien dat die AOW-druk helemaal niet dramatisch hoeft toe te nemen. Dat komt omdat de AOW-uitkering niet zo snel stijgt als het nationaal inkomen. Als die achterblijvende stijging van de AOW-uitkering zich ook in de toekomst zal voordoen, zou de AOW-druk volgens onze berekening stijgen van 5,0 procent in 2020 naar 6,8 procent in 2040. Daarna zou de AOW-druk weer gaan dalen naar 5,9 procent in 2060. Er is dus alleen een hobbel rond 2040 te nemen.

Was dat een goede reden om de AOW-leeftijd te verhogen? Ik had eerder het idee dat die verhoging een sterk asociale maatregel was. Bij de invoering in de jaren vijftig werd de AOW primair als een voorziening voor de armste bejaarden beschouwd. Dat ook anderen die het beter hadden daarvan zouden meeprofiteren was volgens de toenmalige beleidsmakers noodzakelijk om een brede steun voor de AOW te krijgen. Het belang van de ouderen die het niet zo breed hebben en vaak minder gezond zijn, telde echter weinig mee bij de commissie Bakker.

“De verhoging van de AOW-leeftijd is asociaal”

Voor mij was die overweging het signaal voor een hele serie van stukjes over de AOW-leeftijd, te beginnen met dit stuk dat op 9 februari 2009 in De Volkskrant verscheen. Met de benefit of hindsight waren niet alle stukjes even sterk, maar ik was dan ook eerder gedreven door verontwaardiging dan door academische zuiverheid.  

“65 blijft 65” bron: commons.wikimedia.org

Zo beweerde ik in het eerste stuk dat bij een hogere AOW-leeftijd mensen met hogere inkomens eerder de arbeidsmarkt kunnen verlaten dan mensen met lagere inkomens. Dat terwijl die mensen met een laag inkomen eerder zijn begonnen met werken en zij – zo voegde ik later toe – ook minder lang leven.

Deze zelfde mening ventileerde ik negen jaar later nog maar eens in De Volkskrant. Het was toen inmiddels uit studies duidelijk geworden dat mijn voorspelling uit was gekomen. De mensen voor wie de AOW oorspronkelijk was bedoeld, werden het minst beschermd door de toen inmiddels ingevoerde maatregel van Bovenberg c.s. De commissie Bakker had overigens wel een paar woorden over voor de mensen “aan de onderkant van de arbeidsmarkt”, maar die woorden waren er vooral op gericht om deze mensen aan het werk te houden (zie blz. 83, en verder).

“Verbon is een valse profeet”, want zijn verhaal rammelt

In 2013 werd de verhoging van de AOW-leeftijd een feit, mede dankzij de steun van linkse partijen. Bovenberg c.s. had dus niets meer te klagen. Maar hoe was dat in 2009 toen ik met mijn publicitaire bombardement begon. Er was eigenlijk voor hem geen reden om op mij te reageren. Hij kon zich ver boven mij verheven voelen. Hij was de sterprofessor van de universiteit in Tilburg die overal respect afdwong. Bovendien was mijn ‘bombardement’ eerder een vuurwerk met sterretjes vergeleken met de 100.000-klappers die hijzelf afstak.

Een valse profeet
Bron: commons.wikimedia.org

Toch voelde hij zich kennelijk door mij bedreigd, want op 9 juli 2009 verscheen er in Trouw een stuk van hem plus twee andere leden van de commissie Bakker. Hij noemt mij daar een “valse profeet” die de mensen op een onverantwoorde manier verkeerd voorlicht en zo “het vuurtje van het maatschappelijke ongenoegen” verder opstookt. Daarmee reageerde hij op een stuk van mij dat in Trouw op 24 juni 2009 was verschenen.

Wat rammelde er precies?

Mijn verhaal zou aan alle kanten rammelen. Ik poneerde bijvoorbeeld de stelling dat de AOW-uitgaven in dertig jaar niet zijn gestegen als percentage van het nationale inkomen, terwijl de grijze druk ook toen al was toegenomen. Bovenberg, echter, zette daar tegenover dat de netto-AOW door belastingmaatregelen in 15 jaar sterker gestegen was dan de gemiddelde lonen. Uiteraard wist ik dat. Die belastingmaatregelen waren echter vooral gericht op de armere bejaarden met geen of een beperkt aanvullend pensioen. Die maatregelen hebben van de AOW meer en meer een inkomensafhankelijke regeling gemaakt. Dat was juist iets wat de ‘founding fathers’ van de AOW in de jaren 1950 probeerden te vermijden.

Maar dat was voor mij niet eens het belangrijkste argument. Als het over de houdbaarheid van de AOW gaat, heeft iedereen (Bovenberg, het CPB, ex-minister Donner, enz.) het steeds over de bruto-uitgaven aan de AOW. Nu moest ik het van Bovenberg en zijn twee protestantse Bakker-vrienden (beiden inmiddels overleden) opeens over de netto-AOW hebben. Waarom? Om mij met des te meer reden een ‘valse profeet’ te kunnen noemen?

Hadden zij zich dan niet beter kunnen beperken tot het argument dat ik er geen rekening mee gehouden had dat tot 1985 gehuwde vrouwen nog geen AOW ontvingen? Want inderdaad, daar had ik geen rekening mee gehouden. Dom natuurlijk, maar in het hierboven vermelde artikel dat ik samen met David Hollanders in het economenblad ESB  had geschreven, heb ik deze fout goed gemaakt. Dan blijkt de conclusie nog steeds hetzelfde te zijn, namelijk dat de AOW-druk helemaal niet sterk reageert op vergrijzing (zie boven).

Tweegesprek werd invuloefening voor Bovenberg

Bovenberg en Verbon Bron: mejudice.nl

Onze universiteit in Tilburg wilde kennelijk niet dat we elkaar in de haren zouden vliegen, want ik werd uitgenodigd voor een nette discussie die zou worden opgenomen. We konden allebei los van elkaar onze argumenten geven en dat zou dan aan elkaar gemonteerd worden. En zo geschiedde, zie deze video voor het resultaat. Nu ik weer naar die video kijk, valt me eigenlijk op dat Bovenberg steeds de gelegenheid krijgt op mijn argumenten te reageren. Omgekeerd is mij niet gevraagd om op zijn argumenten te reageren. Dat paste wel in het beeld dat ik heb van zijn positie toen op de universiteit. Als sterprofessor kon hij kennelijk bepalen wat mijn rol moest zijn in deze video, namelijk die van aangever.

Enfin, dat is allemaal definitief geschiedenis. Volgens velen legde hij met zijn denkwerk ook de basis voor het nieuwe (aanvullende)-pensioenstelsel. Dat is nog geen geschiedenis, maar ik ga er nu toch niet op in. Ik verwijs graag naar een post die ik daar over heb geschreven. Hier volsta ik met de volgende quote uit die post.    

Bij aanvullende pensioenen zijn arme generaties de dupe

“De belangrijkste solidariteit die in beginsel uit het stelsel wordt gehaald, is die tussen generaties. Een generatie die tijdens het werkzame leven met een relatief laag rendement op beleggingen te maken heeft, zal een laag pensioeninkomen krijgen, en omgekeerd voor generaties met hoge rendementen. In het huidige stelsel worden verschillen in rendementen tussen generaties automatisch gladgestreken. Men krijgt immers een pensioenrecht gebaseerd op het verdiende inkomen en niet op het rendement op pensioenbeleggingen. Wat dat betreft is het huidige stelsel ook eerlijker omdat deelnemers geen enkele invloed op het rendement hebben. Dan is het ook niet terecht om beloond of gestraft te worden voor verschillen in rendementen.”

Uit: Nieuw pensioenstelsel: sprong in een niet-solidair duister

Bovenberg straft generaties met lage rendementen op hun premies dus wel, en geeft generaties met hoge rendementen op hun premies een onverdiende bonus. Dus ook zijn ‘denkwerk’ over de aanvullende pensioenen kan ik niet erg positief waarderen. Generaties die pech hebben met het rendement op hun premies moeten daarvoor boeten, met misschien hier en daar een kleine correctie.

Bij iedere beslissing weeg je tegengestelde belangen

Wat was nu de maatschappelijke betekenis van Bovenberg? We moeten bedenken dat bij iedere economische beslissing een afweging van tegenstrijdige belangen gemaakt moet worden. Bij de verhoging van de AOW-leeftijd gaat het om de kosten van de AOW aan de ene kant en het welzijn voor armste 60+-ers aan de andere kant. Hij koos voor de kostenbesparing en dacht dat met wat herscholing de positie van de arme bejaarden verbeterd zou kunnen worden. Ik dacht van niet. Bovendien leek mij de kostenstijging van de AOW nogal mee te vallen. Bij de aanvullende pensioenen wilde Bovenberg het stelsel minder onbestendig maken door het risico van periodes van lage rendementen bij de gepensioneerden zelf te leggen. Ik zou deze keuze nooit gemaakt hebben. Ik vond het een ‘kille’ keuze.   


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.