De uitgaven voor de jeugdzorg die sinds 2015 ten laste komen van de gemeenten zijn moeilijk in de hand te houden. Er zijn gemeenten waar de uitgaven in een paar jaar tijd met vijftig procent gestegen zijn. De verwachtingen van het decentraliseren van de jeugdzorg van het Rijk naar gemeenten waren hooggespannen. Ten onrechte, zoals al snel bleek.
Veel gemeenten, soms verenigd in jeugdzorgregio’s, zijn nu op zoek naar methoden om die uitgavengroei te stoppen. Dat valt niet mee omdat ze door de marktwerking de zorgaanbieders moeilijk in hun greep kunnen krijgen. Bovendien wordt die greep nog minder omdat in de wet is opgenomen dat niet alleen gemeenten, maar ook medici, waaronder voornamelijk huisartsen, kinderen mogen doorverwijzen naar zorginstellingen.
Huisartsen verwijzen door, gemeenten betalen
Het doorverwijzen door huisartsen gebeurt onafhankelijk van de gemeente, maar wel op kosten van de gemeente. Gemeenten kunnen deze externe verwijzers niet sturen en moeten dus maar afwachten of zij willen meewerken aan het stoppen van de uitgavengroei. Inmiddels wordt in Nederland meer dan de helft van de doorverwijzingen buiten de gemeenten om gedaan. Dit is wrang omdat het idee van de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten was dat gemeenten beter dan het Rijk kunnen voorkomen dat te veel kinderen in het medische circuit terechtkomen. Tegelijkertijd vreesde de wetgever echter – kennelijk – dat de gemeenten de expertise zouden missen om de goede diagnose voor kinderen met problemen te kunnen maken. Je zou kunnen zeggen dat het medisch circuit alsnog kan bepalen welke kinderen in het medisch circuit terechtkomen.
Het is daarnaast ook wrang omdat omgekeerd gemeenten nu ervaren dat het juist huisartsen zijn die of te weinig tijd en/of te weinig expertise hebben om met name kinderen met mentale problemen op de juiste wijze te helpen. Een huisarts zal daarom zo’n kind sneller doorverwijzen naar gespecialiseerde vormen van zorg.
Huisartsen verwijzen te veel door
Als een huisarts doorverwijst, weet hij/zij (vanaf nu een zij) in ieder geval zeker dat het kind niet te weinig zorg krijgt. Zij kan immers niet bepalen hoeveel zorg zij zou moeten geven. Voor een huisarts is doorverwijzen naar gespecialiseerde zorg daarom een goede optie. Wellicht krijgt het kind dan te veel zorg, maar vanuit de huisarts gezien is te veel zorg beter dan te weinig zorg. Een cliënt (het kind met problemen of zijn of haar ouders) zal de huisarts verwijten kunnen maken als hij/zij vindt dat de arts te weinig zorg geeft. Als er te veel zorg wordt gegeven, zal een cliënt echter niet gauw klagen.
Voor de huisarts is de beslissing om door te verwijzen naar specialistische zorg bovendien snel genomen, omdat ze niet met de kosten van die doorverwijzing te maken krijgt. De kosten drukken immers op het budget van de gemeenten. Bovendien krijgt de huisarts daarmee meer tijd voor haar patiënten die niet met mentale, maar met somatische problemen kampen. De huisarts is eigenlijk opgeleid om juist deze patiënten te behandelen.
Gemeenten geven aan huisartsen de ontbrekende kennis
Veel gemeenten maken nu extra kosten om huisartsen minder te laten doorverwijzen. Er zijn op kosten van gemeenten zogenaamde praktijkondersteuners aangesteld die huisartsen adviseren bij het doorverwijzen. In sommige gevallen heeft dit geleid tot een daling van het percentage jeugdigen dat de huisartsen doorverwijzen naar specialistische jeugdhulp.
Het blijkt ook al lang dat een belangrijk effect van deze praktijkondersteuners is dat het de “ggz-deskundigheid” van huisartsen vergroot. Het illustreert hoe bizar de beslissing van de wetgever was om huisartsen ook een rol bij de jeugdzorg te geven.
Terwijl de wetgever meende dat de huisartsen beter dan gemeenten in staat waren de mentale problemen van jeugdigen te signaleren en op te lossen, zijn het juist de gemeenten die huisartsen via de praktijkondersteuners kennis over de jeugdzorg bijbrengen. Dit doen gemeenten in de hoop dat de huisarts kinderen niet te snel doorverwijst naar gespecialiseerd zorg.
Huisartsen zijn geen psychologen of psychiaters
Of huisartsen zelf op de kennis van mentale problemen van kinderen zitten te wachten is overigens maar de vraag. Zoals De Volkskrant dit voorjaar meldde, vinden huisartsen dat ze door de politiek ongevraagd overladen worden met taken. Bijvoorbeeld als het gaat om hulp op het mentale en/of psychiatrische vlak, vraagt de politiek zich te weinig af of er geen instantie is die deze hulp beter kan uitvoeren. Het gevolg is, zoals ex-huisarts Nabil Bantal het verwoordde: “De huisarts (…) doet het beste wat-ie kan, maar levert geen adequate zorg, want daar heeft-ie de kennis niet voor. Dan is het wachten tot het een keer misgaat met die patiënt. Dat is ook voor de huisarts een zware psychische last.”
Het is, zo is de teneur van dit Volkskrant-artikel, geen wonder dat veel huisartsen er de brui aan geven. Huisartsen zijn overbelast en moeten taken uitvoeren waar ze zich niet geschikt voor voelen. Huisartsen zijn opgeleid om medische problemen op te lossen, niet om psychotherapie toe te passen of psychiatrische hulp te verlenen.
Commissie Sint wil de jeugdzorg bij de huisarts houden
Je zou zeggen dat die overbelasting in ieder geval voor de jeugdzorgtaak eenvoudig is op te lossen. Haal de taak voor de jeugdzorg weg bij de huisartsen en laat dat over aan de gemeenten Deze optie is ook genoemd door de “Stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet”, ook wel de commissie Sint genoemd. De commissie Sint raadt deze maatregel af. Ten eerste omdat dan de gemeentelijke toegangsmedewerkers zich dan moeten “specialiseren in de relatie tussen somatische klachten en mentale klachten”. Ten tweede, omdat “sommige van deze kinderen alsnog via de huisarts om hulp komen vragen. Deze kinderen moeten dan een extra stap in het proces nemen, waardoor het langer duurt voordat ze geholpen worden” (blz. 27).
Dit zijn bezien vanuit het perspectief van de huisartsen ongelukkige argumenten. Het is nu immers de huisarts die mentale klachten moet onderkennen zonder daar de expertise voor te hebben (zie het citaat van Nabil Bantal). Voor veel gemeenten is dat minder een probleem, omdat zij daar via de praktijkondersteuners al specialisten voor hebben.
Gemeenten hebben betere expertise dan huisartsen
Het argument dat kinderen alsnog ten onrechte bij de huisarts terecht kunnen komen snijdt ook weinig hout. In een situatie zonder praktijkondersteuner komt het kind bij de huisarts, maar krijgt het niet de zorg die het nodig heeft. Via de praktijkondersteuner krijgt het kind minstens een betere diagnose. Daarom zou men standaard kunnen voorschrijven dat deze gemeentelijke specialist altijd eerst kinderen met klachten bekijkt. Deze kan dan vaststellen of er sprake is van een somatische of een mentale klacht.
Concreet zou een assistent van de huisarts als een cliënt zich meldt, eerst moeten nagaan of dit een taak is voor de praktijkondersteuner of voor een huisarts. Bij twijfel is het beter de praktijkondersteuner eerst naar de cliënt te laten kijken. Als het om een somatische klacht blijkt te gaan, wordt het kind doorverwezen naar de huisarts. In andere gevallen bepaalt de praktijkondersteuner of het kind doorverwezen moet worden naar de licht- of hoog specialistische jeugdzorg. Ook kan de praktijkondersteuner met behulp van medewerkers van de gemeentelijke toegang een oplossing in de eigen gezinssituatie zoeken. De praktijkondersteuners hebben bewezen deze diagnostische taak aan te kunnen.
Iedereen heeft baat bij het ontlasten van de huisartsen ….
Kortom, het weghalen van de jeugdzorg bij de huisartsen heeft alleen maar voordelen. De huisartsen worden ontlast en krijgen via de praktijkondersteuner alleen kinderen te behandelen met puur medische klachten. De praktijkondersteuners die nu de huisartsen ondersteunen, blijven in feite hetzelfde werk doen. Zij bepalen of een kind valt onder de jeugdzorg van de gemeente, of dat de huisarts het kind onder haar hoede moet nemen. De gemeenten krijgen daarmee weer de volledige regie over de jeugdzorg. Zij zien hun jeugdzorgbudget niet langer via andere verwijsroutes weggesluisd worden zonder dat ze daar sturing aan kunnen geven. Voor kinderen is er een betere garantie dat ze genoeg, maar zeker niet te veel of onnodige zorg ontvangen.
.. behalve de wetgever
Wie kan er nog tegen dit voorstel zijn, behalve de commissie Sint? Helaas, het instituut dat hierover gaat, namelijk de wetgever. De Tweede Kamer heeft in 2014 besloten dat ook medici bevoegd zijn kinderen door te verwijzen. Het lijkt er niet op dat we in deze kabinetsperiode een wending mogen verwachten. Dit staat er in het regeerakkoord: “Goede, tijdige en passende jeugdzorg, met een belangrijke rol voor de eigen omgeving, voorkomt zwaardere zorg. We bakenen duidelijk af wat we onder jeugdzorg verstaan en gemeenten worden in staat gesteld om dit te leveren. Gespecialiseerde jeugdzorg (waaronder jeugd-GGZ) wordt centraler ingekocht. De jeugdbeschermingsketen wordt verbeterd waarbij de rechtsbescherming van het kind en het gezin centraal staan.”
Het regeerakkoord zegt dus niets over de rolverdeling tussen gemeenten en medici bij het doorverwijzen van kinderen met problemen. Dan zal in die rolverdeling ook wel niets veranderen. Arme huisartsen. Arme gemeenten.
Naschrift: Wat als de huisarts wel wil ‘zorgen’ naast ‘genezen’
Er zijn natuurlijk ook huisartsen met tomeloze energie, die naast genezen ook willen zorgen. Michelle van Tongerloo is daar een voorbeeld van. Zij wil bovendien nog heel veel meer: journalist zijn, veel gevraagd spreker zijn, fondsen werven, moeder zijn, en wat al niet. Laat Van Tongerloo haar gang gaan, maar ga er niet vanuit dat andere huisartsen dit ook allemaal aan kunnen.
0 reacties