Twee interessante artikelen in De Volkskrant over corona-deals die het Rijk in 2020 afsloot (zie hier en hier). Die deals hebben er voornamelijk toe geleid dat de overheid voor honderden miljoenen het schip inging. Guusje ter Horst, voormalig PvdA-burgemeester, PvdA-minister en PvdA-senator, speelde daar een niet zo fraaie rol bij.
De overheid blijkt uiterst naïef te zijn bij het zaken doen. Dat is vooral zo als er sprake is van politieke paniek zoals dat bij de coronapandemie het geval was. De overheid moest en zou beschermingsmiddelen beschikbaar hebben. Uiteindelijk bleken miljoenen onbruikbare middelen te zijn aangeschaft van niet-betrouwbare leveranciers.
Ella Kalsbeek: “Vertrouw Guusje ter Horst”
De ambtenaren schaften die middelen vooral aan van mensen die zij op een of andere manier vertrouwden. Daarbij hielp het als die mensen een connectie hadden met iemand uit de politieke wereld. Guusje ter Horst, bijvoorbeeld. Ik citeer uit de krant:
“Een andere leverancier die volgens het ministerie van VWS betrouwbaar overkwam, was de handelaar in duurzame kleerhangers Sjoerd Fauser. De door Deloitte minutieus gereconstrueerde zaak laat zien hoezeer vooroordelen daarbij een rol speelden. Zo mailden ambtenaren naar elkaar dat de vader van Fauser een beroemde arts en professor was en dat het zaakje daarmee wel ‘betrouwbaar klinkt’. Dat ex-minister Guusje ter Horst de partner is van vader Fauser bleek nog belangrijker. Ex-staatssecretaris Ella Kalsbeek, op dat moment de vertegenwoordiger van de Nederlandse huisartsen, sprak haar connecties bij VWS aan met een verwijzing naar het beoordelingsvermogen van Ter Horst: ‘Ik weet dat zij zich nooit zou laten spannen voor een karretje waar ze zelf niet in gelooft.’”
Frank Hendrickx in De Volkskrant
Handelaar in kleerhangers is relatie van Ter Horst, dus OK
Laten we aannemen dat mevrouw Kalsbeek een integer persoon is. Waar is dan haar vertrouwen in de vakkundigheid en integriteit van Guusje ter Horst op gebaseerd? Waarom denkt Kalsbeek dat Ter Horst de zoon van haar partner niet zou aanbevelen “als ze niet in die zoon zou geloven”? Er was voldoende reden niet in die zoon te geloven. Zoals De Volkskrant ook vermeldt, had hij geen ervaring met beschermingsmiddelen. Toch krijgt hij aan het begin van de pandemie een voorschot van 29,5 miljoen van het ministerie van VWS. Daarnaast verwerft hij ook nog een order van 17,5 miljoen.
Daar zal de voorspraak van Ter Horst dus zeker een rol bij hebben gespeeld. Kalsbeek is partijgenoot (PvdA) van Ter Horst. Zij heeft echter waarschijnlijk niet het (stem)gedrag van Ter Horst in de loop der tijd gevolgd. Ter Horst is namelijk bereid het belang van de club die haar financieel ondersteunt middels haar stemgedrag te dienen. Wij zouden dat corruptie kunnen noemen, maar dat is natuurlijk moeilijk te bewijzen.
De beperking van de vrije artsenkeuze in Rutte II
Het gaat om de zogeheten beperking van de artsenkeuze. Daarover was in de toenmalige VVD-PvdA coalitie (Rutte II) een afspraak gemaakt. Patiënten zouden alleen een volledige vergoeding krijgen als zij zich lieten behandelen door artsen met een contract bij hun zorgverzekeraar. Het idee was dat het voor individuele patiënten beter was om de beoordeling van de kwaliteit van een dokter en/of ziekenhuis aan de zorgverzekeraar over te laten. Beperkte artsenkeuze is dan voor patiënten niet nadelig. Tenminste, als zij een goede behandeling belangrijker vinden dan de vrijheid om zelf een (slechte) medicus te kunnen kiezen.
Voor de zorgaanbieders is een beperking van de vrije artsenkeuze altijd nadelig. Zij worden daardoor gedwongen om zorg aan te bieden die van voldoende hoog niveau is. Bij voorkeur moet die zorg ook beter zijn dan de zorg die collega’s aanbieden. Met andere woorden, zorgaanbieders moeten met elkaar gaan concurreren om de gunst van de verzekeraars. Er is niets zo vervelend voor medici als onderlinge concurrentie. Ook in de medische wereld geldt namelijk dat concurrentie leidt tot verzwakking van de eigen positie. Daarom trekken medici altijd in ‘gesloten formatie’ op. Er is geen medische beroepsgroep geweest die de beperking van de artsenkeuze heeft toegejuicht.
… kan medici tot betere kwaliteit aanzetten
Daarmee wil natuurlijk niet gezegd zijn dat concurrentie in de zorg altijd aan te bevelen is. Voor de jeugdzorg en de Wmo, bijvoorbeeld, is concurrentie ronduit rampzalig (zie hier). De reden is dat concurrentie in deze sectoren niet kan werken, omdat de ‘consumenten’ niet in staat zijn rationeel te kiezen. Maar in de ‘echte’ medische sector (met name de ziekenhuiszorg) kan concurrentie wel heilzaam zijn. Tenminste als de zorgverzekeraars in staat zijn de kwaliteit van de medische zorg te beoordelen. En inderdaad, als zij dat niet zouden kunnen, wie zou dat dan wel kunnen? Je mag toch aannemen dat patiënten minder informatie hebben over de kwaliteit van medici dan de zorgverzekeraar.
Dit is overigens een discussie die nog steeds niet afgelopen is. Er is zelfs een zorgverzekeraar, namelijk DSW, die vindt dat de patiënt zelf beter de kwaliteit van de medicus kan bepalen. Dit is wat de voorzitter van de raad van bestuur van DSW daarover zegt:
“Die vrijheid van de verzekerde is in ons zorgstelsel essentieel. Want waar er vrije keuze voor een arts is, zijn er voor zorgaanbieders, ook voor nieuwe toetreders, mogelijkheden om uit te blinken ten gunste van de patiënt. Precies de juiste prikkel voor verbetering van de kwaliteit van zorg, innovatie en een gezonde vorm van marktwerking. Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet is daarmee van groot belang voor het goed functioneren van ons zorgstelsel.”
Aad de Groot in Zorgvisie
Gezien de ervaringen met de jeugdzorg en de Wmo lijkt dit mij een gevaarlijke gedachte. Daar leidt ‘marktwerking’ vooral tot hoge winsten voor zorgaanbieders. Dus het is naïef om te denken dat patiënten medici tot hogere kwaliteit kunnen aanzetten.
Guusje ter Horst stemde tegen de coalitieafspraak
Overigens zouden de zorgaanbieders uit de zogenaamde eerste lijn, zoals huisartsen en fysiotherapeuten, niet direct last hebben van de beperking van de artsenkeuze. Toch waren fysiotherapeuten ook tegen. Waarschijnlijk vreesden zij dat zij ook eens onder een kwaliteitskeurmerk van de zorgverzekeraars zouden vallen.
Enfin, de Eerste Kamer moest in december 2014 over dit voorstel stemmen. Ter Horst was toen lid van de Eerste Kamer. Wie was, toevallig vlak voor de stemming in de Eerste Kamer, voorzitter geworden van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie? Inderdaad, Guusje ter Horst. Stemde Ter Horst in overeenstemming met de afspraken die in de coalitie waren overeengekomen? Stemde zij dus voor de beperking van de vrije artsenkeuze? Nee, zij vertegenwoordigde niet langer de PvdA in de Eerste Kamer. Zij stemde namelijk tegen. Daarmee vertegenwoordigde zij haar nieuwe broodheer, namelijk de verenigde fysiotherapeuten. Dat gaf ze overigens niet toe. Ze zou tegengestemd hebben omdat ze de positie van de zorgverzekeraars al sterk genoeg vond. Die positie hoefde niet nog eens versterkt te worden.
Vrije artsenkeuze levensreddend?
Een andere tegenstemmer was PvdA-senator Adri Duivesteijn. Hij had prostaatkanker. Naar eigen zeggen was hij zes jaar eerder uitbehandeld, maar kon hij een andere specialist vinden die er nog wel voor wilde knokken. Hij zei ergens (maar ik weet niet meer waar):
“Als jouw verzekeraar geen contract heeft met zo’n specialist kom je niet binnen. Ik durf te zeggen dat als ik in die tijd een naturapolis zou hebben gehad, dus een verzekering zonder vrije artsenkeuze, de mogelijkheid om naar een andere specialist te gaan vrijwel uitgesloten was geweest.”
Adri Duivesteijn
Zeker niet voor Guusje ter Horst
Ik gunde hem dat idee. Uiteindelijk stierf hij in 2023 aan prostaatkanker. Of hij langer had geleefd bij beperkte artsenkeuze, zullen we nooit weten. We weten wel zeker dat zijn motief om tegen te stemmen oprecht was. Van Guusje ter Horst weten we dat niet. Gezien de recente onthullingen over haar bemoeienis met de deal van de zoon van haar partner lijkt dit stemgedrag eerder een treffende illustratie van ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’.
0 reacties