Dymph van den Boom, emeritus hoogleraar pedagogiek aan de universiteit van Amsterdam (UvA), heeft zich tijdens haar academische carrière bezondigd aan het gebruik van andermans teksten zonder duidelijk de rechthebbende auteur(s) te vermelden. Zij heeft echter geen spijt van haar ‘slordige’ brongebruik. Integendeel, in een interview met De Volkskrant slaat zij van zich af. Enkele citaten: “Ik pronk niet met andermans veren”, “De regels over bronvermelding waren toen veel minder scherp”, “Ik heb (…) een twintigtal proefschriften en handboeken uit die tijd geanalyseerd om na te gaan hoe anderen toen omgingen met brongebruik. Dat verschilde maar weinig van wat ik deed.” Kortom, haar verdedigingslijn was: ik heb het niet gedaan en anderen deden het ook. De wereld zou er heel wat beter uit zien als wij onze fouten zouden toegeven. Dat geldt ook voor mevrouw Van den Boom.

Wat heeft Dymph van den Boom gedaan?

Van den Boom promoveerde in 1988 in Leiden op een proefschrift dat ging over prikkelbare baby’s. Voor dit proefschrift ontving ze de prestigieuze Outstanding Dissertation Award van de American Psychological Association (APA). Deze APA publiceert ook academische richtlijnen voor bronvermeldingen. Het is een ironische samenloop dat vrij recent Frank Van Kolfschooten in de NRC meldde dat Van den Boom zich in haar proefschrift schuldig heeft gemaakt aan het kopiëren van andermans werk zonder correcte bronvermelding. Een onafhankelijke externe commissie van de universiteit van Amsterdam (UvA) concludeerde daarna volgens De Volkskrant dat zij geen plagiaat had gepleegd, maar dat er wel sprake was van “(een patroon van) slordigheden en tekortkomingen bij bronvermeldingen”.

Dymph van den Boom was van 2007 tot 2017 rector van de UvA. Als rector hield ze de jaarlijkse diësrede en Van Kolfschooten vond dat er ook in die redes sprake was van wat de UvA zelf dus als slordige en onvolkomen bronvermeldingen betitelde. Dat begon al in haar eerste rede uit 2007. Laten we Van Kolfschooten zelf aan het woord laten: “Haar tien openingszinnen lijken uit eigen koker te komen, maar haar gehoor weet niet dat ze zijn gekopieerd uit de openingsrede van Wil Munsters, die in 2004 op identieke wijze begon bij zijn aantreden als lector Toerisme en Cultuur aan de Hogeschool Zuyd in Maastricht. Enkele zinnen verder volgen ook nog eens veertien zinnen die de nieuwe rector, zonder de bron te noemen, letterlijk heeft overgenomen of geparafraseerd uit een artikel van de Amerikaanse sociologen David John Frank en John Meyer.”

Wat heb ik gedaan in mijn proefschrift?

Mijn proefschrift verdedigde ik in 1988 aan de UvA, toevallig hetzelfde jaar dat Dymph van den Boom promoveerde. Ik bracht diverse (theoretische) benaderingen over de mogelijke ontwikkeling van overheidspensioenen bij elkaar en probeerde daarmee met een eigen twist van bestaande (wiskundige) modellen een voorspelling van wat ons te wachten te stond over de AOW af te leiden. Mijn voorspelling was dat het onvermijdelijk is dat de steun voor de AOW vroeg of laat gaat afbrokkelen. Misschien had ieder ander dat ook wel zonder een theoretisch (semi)wiskundig model kunnen bedenken.

Het was een goed proefschrift, hoewel niet briljant. Ik leunde (misschien wel te) sterk op bestaande modellen, maar dat het toch redelijk goed was, volgt uit het feit dat het door Springer Verlag werd uitgegeven (zie foto). Kopieerde ik ook lange stukken tekst van andermans werk? Ik hoop het niet, hoewel ik soms wel eens een zinnetje overnam. Het was wel handig dat je niet altijd zelf je formuleringen van voren af aan hoefde te bedenken. Toendertijd (rond 1985) was Engels in de academie nog niet zo vanzelfsprekend als nu en dus waren veel Nederlandse academici, onder wie ik zelf, niet zo soepel met de Engelse taal.

Mijn proefschrift werd geschreven op een moment dat het Angelsaksische wetenschapsmodel de economische wetenschap in Nederland begon te bereiken. Voor die tijd gold voor veel academische economen dat zij relaxed zonder al te veel stress aan hun proefschrift konden werken. Terwijl je tegenwoordig zonder proefschrift niet eens meer aan een tijdelijke baan aan de universiteit hoeft te denken, wemelde het toen (midden jaren 1980) op de economische faculteiten nog van de niet gepromoveerde academici aan de universiteit die de tijd namen om een proefschrift te schrijven, als ze er al mee bezig waren.

Academische concurrentie leidde tot fraude

De eerste opleidingen voor promovendi begonnen rond 1985 van de grond te komen, maar de ‘oude garde’ waar, zo jong als we toen nog waren, zowel Van den Boom als ikzelf (allebei uit 1951) al toe behoorden, moesten nog zelf uitzoeken hoe ze een onderzoek moesten opzetten. Daar had je ook alle tijd voor. De felle competitiestrijd tussen wetenschappers, leidend tot publish or perish, was nog niet in alle hevigheid los gebarsten. Dat betekende ook dat er minder aanleiding was dan nu om vals te spelen. Je kostje was gekocht als je een plaats aan de academie had bemachtigd. Vals spelen, dat wil zeggen, plagiaat plegen of onderzoekgegevens vervalsen, was dus eigenlijk overbodig.

Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat academische fraude in de jaren 1980 niet voorkwam. Iedereen wist ook toen dat het niet de bedoeling was zonder degelijke bronvermelding teksten over te nemen, of je eigen gegevens, of zelfs je eigen, maar niet bestaande publicaties te verzinnen. Het gebeurde toch. Een relatief bekend geval in Nederland was Mart Bax, emeritus hoogleraar politieke antropologie, die, onder andere door (alweer) Frank van Kolfschooten, van frauduleuze handelingen in de jaren 1970 en 1980 werd beschuldigd. Een commissie constateerde later dat er sprake was geweest van “wetenschappelijk wangedrag en fraude in de universitaire verslaglegging.” 

Copy paste mocht ook niet in 1985

Bron: By Durova – Wikimedia Commons, Public Domain

Integriteits- of gedragscodes stonden in de tijd dat Van den Boom en ik promoveerden nauwelijks op papier. Het was ook veel moeilijker om bijvoorbeeld plagiaat te plegen. Tegenwoordig kost het copy-pasten van aanzienlijke delen van andermans werk nog geen halve minuut. Maar in de jaren 80 moest je het artikel of boek waaruit je wilde ‘citeren’ naast je computer (zonder internet!) leggen en hele stukken letterlijk overtypen. Wat dat betreft heb ik bewondering voor Van den Boom. Vooral het kopiëren van andermans werk in haar proefschrift moet voor haar monnikenwerk zijn geweest. Van Kolfschooten noemt voorbeelden waarbij zij meer dan een bladzijde van haar proefschrift vult met tekst van een ander zonder correcte bronvermelding. Die teksten heeft ze dus allemaal letterlijk over moeten typen.

“Iedereen deed het”

Van den Boom wist natuurlijk toen zij rond 1985 haar proefschrift schreef dat het een academische doodzonde was om plagiaat te plegen, maar ze wist waarschijnlijk ook dat het toen moeilijk was om plagiaat te ontdekken. Tegenwoordig is er software waarmee plagiaat gevonden en aangetoond kan worden, maar dertig jaar geleden kon plagiaat alleen bij toeval ontdekt worden. Pas als je als lezer een stuk tekst herkende als van iemand anders, kon je gaan vergelijken, maar het gebeurde veel vaker dat je niets vreemds opviel. Daarom is het niet erg overtuigend als Van den Boom in een interview in De Volkskrant van 17 december jl. het volgende zegt over haar citeergedrag in 1988: “Als ik volgens de toen geldende normen onjuiste bronvermelding bedreef, dan had iemand daar toen echt wel wat van gezegd.” Niet dus, want de kans dat je ‘betrapt’ werd, was klein.

Bron: Hieronymus Bosch or follower Public Domain via Wikimedia Commons

Zij suggereert dat ‘slordig brongebruik’ indertijd zeer gebruikelijk was. Daarmee beschuldigt ze alle academici die in die jaren probeerden serieus onderzoek te doen. Ik was één van hen en Van den Boom wil nu haar eigen blazoen zuiveren door alle promovendi uit die tijd alsnog aan de schandpaal te spijkeren. Ik maak er bezwaar tegen dat ze anderen probeert mee te sleuren in haar val. Misschien was het in haar eigen vakgebied, de onderwijspsychologie, de gewoonte om slordig te citeren. Sterker, in haar vakgebied is het doen van slordig onderzoek nog steeds heel gewoon. Maar daarmee pleit ze zichzelf niet vrij. Misdaad blijft misdaad, ook als iedereen misdadiger blijkt te zijn.

Geef het toe mevrouw Van den Boom

In het aangehaalde interview in De Volkskrant wringt Van den Boom zich in allerlei bochten om zichzelf vrij te pleiten. De copy-paste in haar diësredes aan de UvA was niet haar schuld, zegt zij, want zij kreeg de tekst van tekstschrijvers van de universiteit. Helaas, de universiteit ontkent dat diësredes door de universiteit aan de rector werden aangeleverd. Zij zegt in de jaren 1980 teksten van anderen niet onzorgvuldig gekopieerd te hebben, want iedereen deed het zo. Dus was het niet onzorgvuldig. Bovendien was het toen niemand opgevallen.

Door dit soort redeneringen maakt ze het alleen maar duidelijker dat haar kopieergedrag niet in de haak was. Haar doorzichtige ontkenningen doen haar reputatie geen goed. Het was voor haar en voor de academische wereld beter geweest als ze eenvoudigweg had toegegeven dat ze wel eens onzorgvuldig citeerde.