Het onderwerp armoede blijft de gemoederen bezighouden. Zelfs het CPB houdt zich tegenwoordig bezig met armoede. In de Macro-Economische Verkenningen (MEV) publiceert het bureau sinds kort een raming van de armoede in Nederland. Dat is in de MEV voor volgend jaar niet anders, zoals blijkt uit de conceptversie van de MEV 2024. Volgens die conceptversie zal door het wegvallen van steunmaatregelen op het terrein van energie het aantal Nederlanders dat in armoede leeft volgend jaar stijgen van 4,8 naar 5,7 procent. Ook de armoede onder kinderen loopt op, van 6,2 naar 7 procent.
Die berekening van het CPB heeft grotendeels het karakter van een black box. Je kunt niet weten wie er in Nederland nu eigenlijk arm is, hoe lang men arm is en hoeveel men nu erbij zou moeten krijgen om uit de armoede te komen. Dat kun je wel beter afleiden uit het rapport van de commissie Sociaal Minimum (vanaf nu SM). Deze commissie was ingesteld naar aanleiding van een motie van wie anders dan Pieter Omtzigt. De opdracht voor de commissie SM was om nieuwe normen voor het bestaansminimum vast te leggen. Op 30 juni jl. verscheen een persbericht bij het verschijnen van het rapport van de commissie SM (vanaf nu SM-rapport). Dat persbericht schreeuwt min of meer de conclusie uit: “Forse verhoging van het sociaal minimum is nodig”. En inderdaad de commissie SM lijkt de oplossing van de Tegenpartij serieus genomen te hebben: “Geen gezeik, iedereen rijk”.
De armoedegrens hangt niet van individueel gedrag af
Het ligt tamelijk voor de hand dat als de subsidie op energieverbruik daalt, het aantal mensen dat in armoede leeft zal toenemen. Hoewel? Als energie duurder wordt, zullen mensen minder energie verbruiken. Dat zullen de economen bij het CPB – en daar zijn er veel van – uiteraard ook weten. In veel van de CPB-modellen spelen dergelijke gedragsveranderingen een grote rol. Bij de armoedeberekeningen zijn de uitgaven van (arme) gezinnen echter een gegeven. Die volgen namelijk uit de berekening van de zogenaamde armoedegrens. Dat is wat een gezin in Nederland minimaal nodig heeft om op een behoorlijke manier te kunnen leven.
De commissie SM heeft die armoedegrens voor verschillende huishoudtypen opnieuw doorgerekend. De berekeningen zijn gebaseerd op de minimumvoorbeeldbegrotingen van het Nibud. Het gaat om noodzakelijke uitgaven aan huur, elektriciteit, voeding, kleding en schoeisel, enzovoorts. De bedragen bij elke uitgavenpost zijn volgens het SM-rapport gebaseerd “op realistische aannames over noodzakelijkheid, kwantiteit, kwaliteit en prijs” (blz. 68). Hoe realistisch deze aannamen zijn is moeilijk vast te stellen. Wel is duidelijk dat de omvang van de consumptie van die zaken vast ligt, zodat prijsstijgingen de armoedegrens zullen oprekken.
Wie zijn arm volgens de commissie Sociaal Minimum?
De berekeningen van de commissie SM laten zien wat de grootste ‘risicogroepen’ zijn. Dat zijn – zie figuur 2.4 in het SM-rapport – met name de eenpersoonshuishoudens tot de AOW-grens (kans op armoede 16%) en de eenoudergezinnen met alleen minderjarige kinderen (13%). Wat de inkomensbron betreft zijn het vooral ontvangers van een bijstandsuitkering die een grote kans op armoede hebben (71 %). Verder verkeren van de 513 duizend huishoudens met een laag inkomen in 2020 er minder dan de helft, namelijk 221 duizend huishoudens, tenminste vier jaar achtereen in armoede (blz. 59).
Het SM-rapport vermeldt helaas niet in welk huishoudtype de armoede vooral langdurig is. Mijn eigen vermoeden is dat de eenpersoonshuishoudens tot de AOW-grens – 300 duizend personen – vooral tijdelijk arm zijn. De huishoudens vanaf de AOW-grens (ruim 100 duizend personen) zullen langdurig arm zijn. Aan de inkomenssituatie van die laatste groep wil de commissie SM overigens niets doen.
De commissie verwerpt inkomen als maatstaf voor armoede
Het SM-rapport bespreekt ook andere criteria voor armoede. Je zou bijvoorbeeld ook de armoedegrens kunnen leggen bij 60 procent van het mediane inkomen, zoals in Europees verband gebeurt. Maar het hanteren van een inkomensniveau als armoedegrens geeft niet de garantie dat gezinnen met dat inkomen rond kunnen komen. Dit beargumenteert de commissie SM op blz. 69. Dat impliceert overigens dat ook het mediane inkomen zelf niet voldoende kan zijn om armoede te vermijden.
Het mediane huishoudinkomen is, per definitie het inkomen waarvoor geldt dat de helft van de huishoudens minder verdient. De andere helft terdient dus meer. Het mediane inkomen moet niet verward worden met het modale inkomen: het inkomen dat de meeste huishoudens verdienen. Het gemiddelde inkomen is weer een andere maatstaf voor het inkomen in Nederland. Het gemiddelde inkomen wordt echter sterk beïnvloed door de extreme (lage en hoge) inkomens.
Het netto besteedbare mediane inkomen is in Nederland ongeveer 36 duizend euro (CBS), ofte wel 3 duizend euro per maand. Hou dit bedrag even in gedachten. Bedenk nogmaals dat de helft van de Nederlandse huishoudens netto minder verdient dan 3 duizend euro per maand. Die huishoudens vormen overigens een heterogene groep, het kunnen werknemers zijn, uitkeringsontvangers, zzp-ers, alleenverdieners, tweeverdieners, alleenstaanden, gezinnen met kinderen, enzovoorts.
De armoedegrenzen als noodzakelijke uitgaven
Keren we dan weer terug naar het SM-rapport. In hoofdstuk 3 van het SM-rapport worden voor de verschillende huishoudtypen de normen voor het bestaansminimum (opnieuw) vastgesteld. Bij de berekeningen is de aanname gemaakt dat de huishoudens hun geld alleen besteden aan de noodzakelijke dingen. Bovendien zetten zij geld opzij voor de vervanging van duurdere goederen als koelkasten, fietsen, en dergelijke. De commissie SM laat echter ook onverwachte schokken in persoonlijke en/of economische omstandigheden toe. Daarom stellen zij voor boven op de totaal noodzakelijke uitgaven een opslag te zetten.
Tabel 3.3, op bladzijde 84, in combinatie met tabel 3.1 op bladzijden 73 en 74 van het SM-rapport geeft het resultaat van de berekeningen. Ik zal niet alle verschillende uitgaven bespreken, maar geef slechts de armoedegrens weer voor een alleenstaande of een paar met twee of drie kinderen. Voor een alleenstaande ouder bedraagt de armoedegrens 2.635 euro per maand bij twee kinderen en 3.109 euro per maand bij drie kinderen. Voor een ouderpaar bedraagt de armoedegrens, respectievelijk, 3.266 en 3.726 euro per maand. Deze bedragen zijn inclusief een opslag van 9 procent om te kunnen voorzien in onverwachte schokken met financiële gevolgen.
Bijstandsontvangers met kinderen zijn arm
We zeiden al eerder dat de hoogte van de bijstandsuitkering ver beneden de armoedegrens ligt. Voor een alleenstaande is de bijstand netto gelijk aan 1.196 euro en voor een paar is dat 1.708 euro per maand. Het inkomen van bijstandsontvangers kan echter ook nog aangevuld worden met allerlei toeslagen. Je kunt denken aan zorgtoeslag, huurtoeslag en, bij de aanwezigheid van kinderen, het kindgebonden budget. Daarnaast bestaan er ook nog lokale regelingen voor de laagste inkomens. Die verschillen per gemeente. De commissie SM laat echter zien dat in alle gevallen de bijstand plus toeslagen niet voldoende is om boven de armoedegrens uit te komen.
Voor 6 miljard euro is de armoede Nederland uit …
De commissie SM zegt dan letterlijk: “Een verhoging van het besteedbaar inkomen is nodig, in het bijzonder voor huishoudens met kinderen”. Diverse opties worden dan, met hulp van het CPB, doorgerekend. Het blijkt 6 miljard euro per jaar te kosten om de armoede helemaal te laten verdwijnen. Doen, zou ik zeggen en tel die 6 miljard maar jaarlijks bij het begrotingstekort op. Dan wordt het begrotingstekort geen 3 procent van het nationaal inkomen, maar 3,6 procent. Bij de huidige inflatie en groei van het nationale inkomen leidt dat nauwelijks tot een stijging van de staatsschuld.
Maar, bij nader inzien is er met de berekeningen van de commissie SM toch iets bijzonders aan de hand. Kijk maar eens naar een gezin met drie schoolgaande kinderen in de puberleeftijd. Neem aan dat één of beide partners werken tegen een totaal netto mediaaninkomen van 3.000 euro per maand. Dat gezin heeft ook recht op sommige toeslagen en kinderbijslag. Met behulp van een proefberekening van de belastingdienst kom ik uit op een totaal extra bedrag van ongeveer 940 euro per maand. Dit gezin heeft dus per maand 3.940 euro per maand te besteden.
… maar voor veel Nederlanders loont werken dan niet langer
Vergelijk dat met ons gezin met drie kinderen, dat leeft van de bijstand. Met de verhoging van het minimumloon en de bijstand die de commissie SM voorstelt, heeft dit gezin minstens 3.725 euro te besteden. Dat is dus 215 euro per maand minder dan het gezin met het mediane inkomen. We zien dus wat er gebeurt als we de armoede voor de gezinnen die leven van de bijstand willen opheffen. Stel dat één of beide partners in deze arme gezinnen gaan werken voor in totaal een mediaaninkomen. Dan levert 180 uur of meer werken per maand 215 euro extra op. Als deze gezinnen in totaal een minimumloon zouden gaan verdienen, levert het zelfs niets extra’s op.
Bedenk dat de helft van de Nederlandse gezinnen minder verdient dan het mediaan inkomen. Vooral voor al die gezinnen met kinderen geldt dat onder het voorstel van de commissie SM werken financieel eigenlijk niet de moeite waard is. Als ze wel werken, kunnen ze er zelfs beter voor zorgen in de bijstand terecht te komen. Ofte wel, als het voorstel van de commissie SM wordt opgevolgd, kunnen deze gezinnen net zo goed met werken stoppen. Hebben ze in ieder geval meer family time om een potje monopolie te spelen. Als, in het uiterste geval, al die huishoudens inderdaad niet (of niet meer) actief zijn op de arbeidsmarkt, zal de voorgestelde oplossing van de commissie SM wel eens minstens 60 in plaats van 6 miljard euro per jaar gaan kosten.
Met een mediaan inkomen ben je al (bijna) arm
Als we de commissie SM blind moeten geloven, is er echter nog een andere conclusie te trekken. Als een gezin met drie kinderen een mediaan inkomen verdient met werken, dan zit het maar een paar honderd euro boven de armoedegrens. Hoe kan dat? Er kunnen hier twee dingen aan de hand zijn. Het kan zijn dat het armoedecriterium dat de commissie SM hanteert aan de ruime kant is.
Wordt de helft van werkend Nederland onderbetaald?
Maar het kan ook zijn dat een groot deel van de werkende bevolking in Nederland, tot in het midden van de inkomensverdeling, wordt onderbetaald. In het laatste geval heeft ex-premier Rutte, ondanks zijn eertijdse belofte, de iets rijkere “hardwerkende Nederlanders” toch niet willen of kunnen steunen.
Hoe dan ook, de voorstellen van de commissie SM kunnen wel eens tot hoge inactiviteit op de arbeidsmarkt leiden. Waarom zou je nog hard werken als je maar iets boven de armoedegrens uitkomt. De voorzitter van de commissie SM, Godfried Engbersen, is daar helemaal niet bang voor. Op de website Sociale Vraagstukken zegt hij: “Het idee is dat als je rust creëert bij mensen ze vervolgens meer genegen zijn om werk te gaan zoeken. Mensen vinden werk zelf ook belangrijk.” Ik help het hem hopen.
De huidige demissionaire regering gaat in ieder geval, als we RTL-nieuws mogen geloven, de voorstellen van de commissie SM niet opvolgen. Op de eerste plaats worden de minimumuitkeringen niet verhoogd, maar sommige toeslagen. Op de tweede plaats zal er geen 6, maar 2 miljard worden geïnvesteerd in verlichting van de armoede. Dat betekent dat in 2024 armoede Nederland niet zal verlaten. Als we tenminste de definitie van de commissie SM willen aanhouden.
Doet de demissionaire regering wel iets voor de werkenden? Jazeker, de zogeheten arbeidskorting gaat met 115 euro omhoog voor inkomens tot 37.000 euro bruto per jaar. Dat is lager dan het mediaaninkomen. Dat betekent dat de mensen met een mediaaninkomen nog steeds niet beloond worden voor hun harde werken.
(Herzien op 2 september 2023)
0 reacties