Het onderwerp armoede is hot. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een recent debat in de Tweede Kamer waar de parlementariërs vrijwel unaniem bij de regering op meer maatregelen tegen armoede aandrongen. Ook de opgang die Tim ’S Jongers maakt met zijn verhalen over armoede, bewijst hoe hij (kennelijk) zout in een maatschappelijke wond aan het strooien is. Zelfs het CPB houdt zich tegenwoordig bezig met armoede. Vorige jaar publiceerde het bureau voor het eerst een raming van de armoede in Nederland. Dat is opvallend, omdat armoede altijd een politiek beladen en subjectief begrip is geweest. Het CPB beweegt zich liever niet in politieke wateren. Maar ook het CPB ontkomt niet aan de politieke en maatschappelijke druk om iets met armoede te doen. Bovendien heeft vooral het werk van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) het CPB er kennelijk van overtuigd dat armoede op een objectieve manier te definiëren en vooral te meten is. Op dat werk ga ik hieronder in.

Het punt dat ik wil maken is dat ik als betrokken burger alleen maar de helft van de armoedeberekeningen kan controleren. Dat is namelijk de berekening van de zogenaamde armoedegrens, ofte wel het bedrag dat een burger in Nederland minimaal nodig heeft om op een behoorlijke manier te kunnen leven. Maar hoe het komt dat veel mensen een beschikbaar inkomen hebben onder de armoedegrens, is niet uit de publicaties van SCP en CPB te achterhalen.

Meerdere definities van de armoedegrens mogelijk

Er zijn verschillende manieren waarop je armoede zou kunnen definiëren. De eenvoudigste methode is door aan te nemen dat het niveau van de bijstandsuitkering de armoedegrens voorstelt. De Bijstandswet, ingevoerd in 1965, gaf iedereen zonder voldoende middelen van bestaan het recht op een inkomen gelijk aan de bijstandsuitkering. Die uitkering zou netto voldoende moeten zijn voor een menswaardig bestaan.

Als de bijstandsuitkering beschermt tegen armoede zou dus niemand in Nederland arm kunnen zijn. Dat lijkt natuurlijk op het weg definiëren van armoede. We moeten eerst nagaan wat precies de armoedegrens is. Beneden die grens zijn mensen niet meer in staat minstens het hoogstnoodzakelijke aan te schaffen. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft daar onderzoek naar gedaan. De publicatie Armoede in Kaart uit 2019 geeft uitgebreid weer, hoe het SCP de armoedegrens berekent.

De armoedegrens volgens het SCP

Het idee is eigenlijk heel simpel. Het SCP bekijkt wat iemand minstens moet uitgeven om te kunnen leven zonder direct in schuldproblemen verzeild te raken. Dan gaat het om uitgaven aan huur, elektriciteit, voeding, kleding en schoeisel, enzovoorts. Daar bovenop laat het SCP nog enige ontspanning toe zoals abonnement op een krant en het lidmaatschap van een voetbalclub. Voor 2017 kom je bij deze armoedegrens op een bedrag van 1135 euro uit voor alleenstaanden. Voor meerpersoonshuishoudens kan de armoedegrens berekend worden door rekening te houden met schaalvoordelen. Zo heb je als koppel niet twee keer zo veel meubels nodig als een alleenstaande. Als het bedrag voor een alleenstaande gelijk zou zijn aan 100 euro, dan moet je daar voor iedere extra volwassene in het huishouden een bedrag van 37 euro aan toevoegen en voor elk minderjarig kind een bedrag van 30 euro. Het CPB heeft de berekeningen van het SCP geactualiseerd en komt dan tot het volgende staatje:

Bron: CPB, blz. 5

We zien dat de armoedegrenzen voor verschillende huishoudens behoorlijk gestegen zijn, maar vooral de stijgingen van de laatste twee jaar zijn fors. De reden daarvoor is de inflatie die in de laatste paar jaar sterk is gestegen. We kunnen dus vaststellen dat de minimaal noodzakelijke uitgaven behoorlijk kunnen fluctueren. Bij hoge inflatie zullen die uitgaven snel kunnen stijgen, bij lage inflatie zal die stijging beperkt zijn. 

De bijstandsuitkering ligt onder de armoedegrens …

Het aantal mensen dat in armoede verkeert, kan dan ook sterk fluctueren afhankelijk van de inflatie. Dat hangt er dan ook van af hoe het beschikbare inkomen reageert op inflatie. Mensen zijn immers arm als hun beschikbare inkomen lager is dan de minimaal noodzakelijk uitgaven. In beginsel zou je dus van ieder gezin de inkomenssituatie moeten weten om te kunnen bepalen of er sprake is van armoede.

Om daar een eerste idee van te krijgen kunnen we een vergelijking maken tussen de hoogte van de armoedegrens en de netto bijstandsuitkering. Voor een alleenstaande vanaf 21 jaar bedraagt in 2023 die netto-bijstandsuitkering 1196 euro per maand. Kijken we dan naar het staatje van het CPB, dan lijkt de conclusie duidelijk. De alleenstaande met bijstand heeft een beschikbaar inkomen dat 337 euro per maand onder de armoedegrens ligt. Hij/zij leeft in armoede.

… maar toeslagen kunnen armoede opheffen …

Dat is echter een onjuiste conclusie, want de wetgever heeft besloten dat mensen met lage inkomens ook recht kunnen hebben op allerlei toeslagen. Voor onze alleenstaande zou het kunnen gaan om zorgtoeslag en huurtoeslag. We weten natuurlijk dat de uitvoering van toeslagenwetten vreselijk uit de hand kan lopen (denk aan de toeslagenaffaire). Waarom verhoogt de overheid dan niet de bijstandsuitkering voor iedereen en schaft ze de toeslagen af? Goede vraag, het antwoord is dat de overheid kennelijk ‘maatwerk’ wil leveren (waar ze dus vervolgens niet altijd in slaagt). Sommige mensen betalen bijvoorbeeld een hoger huurbedrag dan andere mensen. Hun armoedegrens wordt daardoor hoger en daarvoor zouden ze gecompenseerd kunnen worden met een hogere huurtoeslag.

We maken een berekening. Eerst de zorgtoeslag. Een alleenstaande bijstandsontvanger zal 155 euro per maand ontvangen. Dan de huurtoeslag. Die is afhankelijk van de huur die men betaalt. Als onze alleenstaande 600 euro per maand aan huur betaalt, ontvangt hij/zij ongeveer 320 euro per maand aan huurtoeslag van de overheid. Is de huur echter 400 euro per maand – zoals het SCP aanneemt – zal de huurtoeslag 175 euro bedragen. Hij/zij ontvangt dus in totaal nog 155 + 175 = 330 euro aan toeslagen. Bij een huur van 600 euro is het totaal aan ontvangen toeslagen 470 euro. Dat is dus 140 euro hoger, maar de huur is 200 euro hoger. Conclusie, bij benadering zorgen toeslagen ervoor dat alleenstaanden niet onder de armoedegrens vallen. Als men tenminste niet in een te duur huurhuis woont.

De armoedemeting volgens het CPB …

Volgens het CPB (blz. 13) zullen dit jaar 4,9% van de Nederlanders arm zijn. Dat zijn ruim 800.000 personen. Hoe kan dat als wij zelf geen armoede constateren? Bedenk dat wij de mate van armoede alleen voor alleenstaanden hebben bepaald. We zouden natuurlijk ook berekeningen moeten maken voor de andere zeven groepen uit bovenstaande tabel van het CPB.

Belangrijker echter is dat onze hypothetische berekeningen niet zo veel zeggen. Wij zouden eigenlijk de ‘echte’ inkomensgegevens van mensen willen hebben. Die gegevens zijn er, want anders hadden het SCP en het CPB het aantal armen in Nederland niet kunnen uitrekenen. Maar terwijl er wel over de berekening van de armoedegrens transparant wordt gerapporteerd, gebeurt dat niet voor de beschikbare inkomens.   

In feite geeft het SCP zelf aan welke gegevens iemand nodig heeft om de berekeningen van onze planbureaus te checken. Die staan namelijk in het volgende plaatje: 

Bron: SCP, Waar ligt de armoedegrens?

… is niet te checken

Het lijkt me niet ingewikkeld om daar interessante tabellen mee op te stellen. Maar die tabellen zijn er dus niet. Althans, die zijn niet openbaar. We moeten dus maar aannemen dat het SCP en CPB hun berekeningen goed gedaan hebben (waar ik overigens van uitga). Maar we weten nu ook niet wat de belangrijkste redenen zijn voor armoede. We weten al dat de netto-uitkeringen te laag zijn. Zijn de toeslagen dan misschien toch niet voldoende om boven de armoedegrens uit te komen? Hebben veel mensen dan hoge niet-verzekerde ziektekosten? Zo zijn er nog veel meer vragen te stellen, maar antwoorden komen er niet van onze planbureaus.

Nu zijn dat ook alleen maar vragen die leiden tot symptoombestrijding. De beste remedie tegen armoede is immers werk, en dan vooral werk op bovenminimaal niveau. Daar heb je een opleiding voor nodig en de wil – en de mogelijkheid! – om de arbeidsmarkt op te gaan. Deze remedie vergt veel tijd – ook van de overheid – en werkt soms niet eens.

Geef ons meer informatie over onze armere medeburgers

We blijven dus toch maar even bij de symptoombestrijding, net overigens als onze geachte afgevaardigden. Die hebben kennelijk ook geen idee welk symptoom aangepakt moet worden bij armoedebestrijding. Sommigen pleiten voor hogere lonen en uitkeringen, anderen voor goedkoop voedsel en weer anderen willen juist minder toeslagen en lagere belastingen.

Dus ook voor onze vertegenwoordigers in het Parlement blijkt het zeer nuttig te zijn als het SCP en het CPB meer informatie geeft over de beschikbare inkomens van onze armere medeburgers. Dan kunnen de afgevaardigden ook wat meer doordachte maatregelen tegen armoede bedenken.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.