Zo’n jaar of 7 geleden kreeg hoogleraar Beatrice de Graaf nationale bekendheid. Dat was ten tijde van de terroristische aanslagen in Parijs en de grote vluchtelingencrisis als gevolg van de burgeroorlog in Syrië. Zij mocht steeds weer voor de televisie uitleggen dat wij Nederlanders niet bang voor vluchtelingen en/of terroristen hoefden te zijn. De Nederlandse autoriteiten namelijk, voerden, aldus Beatrice de Graaf, een uitmuntend dé-radicaliseringsbeleid. Ik had altijd grote twijfels bij haar uitspraken. Mijn vermoeden was dat haar uitspraken over de praktijk niet op eigen onderzoek waren gebaseerd.

Wat wist De Graaf van dé-radicalisering van jongeren?

Mijn scepsis werd vooral ingegeven door mijn kennis van de praktijk in Nederland. Niet dat die kennis zo vreselijk groot was en is. Ik wist wel dat het vooral lokale welzijnsorganisaties zijn die probleemgroepen (vooral -jongeren) in de gaten houden. Die organisaties ontvangen miljoenen aan subsidies, maar wat zij daarmee doen is moeilijk te achterhalen. Die organisaties zijn er ook niet altijd happig op om verantwoording aan de lokale politiek af te leggen. Uit hun jaarverslagen was het voor mij althans bijkans onmogelijk om iets te weten te komen over het effect van het welzijnswerk. Hoe kon Beatrice de Graaf daar in 2015 dan wel achter komen?

Ten gunste van Beatrice de Graaf merken we wel op dat haar ‘voorspelling’ tot op heden nog niet onwaar is gebleken. Van de immigranten die sinds 2015 Nederland zijn binnengestroomd uit Azië en Afrika, is er nog geen een die een terroristische aanslag in Nederland gepleegd heeft. Al is een aanslag ‘voorstelbaar’ en al doen migranten uit de probleemgebieden in Afrika en het Midden-Oosten het niet erg goed (zie dit blog)

Van held in DWDD naar schurk in Argos?

Beatrice de Graaf in DWDD bron: commons.wikimedia.org

Enfin, rond die tijd (2015) begon ik behoorlijk genoeg te krijgen van de mensen die groot gemaakt werden door de talkshows als Pauw, DWDD, enz.. Beatrice de Graaf, Alexander Klöpping en Sywert van Lienden (!!!) waren daar voorbeelden van. Wij gingen naar quizzen kijken (en troffen daar tot onze verbijstering Maarten van Rossem).

Door deze verandering in kijkgedrag raakte Beatrice de Graaf bij mij uit beeld. Het was daarom wel een shock om onlangs toevallig te lezen dat De Graaf in een plagiaatkwestie verzeild was geraakt. Het ging om haar boek Tegen de Terreur, dat uitbundig was uitgevent in  DWDD. Het leek erop dat een deel van hoofdstuk 6 van dat boek, door haar was overgeschreven van een scriptie van een van haar eigen studenten.

De scriptie van Daan den Braven

Ik zal hier niet tot in detail de geschiedenis van deze kwestie bespreken. Dat heeft het programma Argos al uitgebreid gedaan. Eerst kort de feiten. Daan den Braven, student geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht (UU), had meegedaan aan een onderzoekvak bij hoogleraar De Graaf en docent Joep Schenk. Zijn specifieke onderwerp hierbij was de herstelbetalingen die Frankrijk moest betalen na de definitieve nederlaag van Napoleon in 1815.

Dit is geen blank onderwerp. Integendeel, er is uitgebreid over geschreven in wetenschappelijke tijdschriften. Wie bijvoorbeeld Reparations after Napoleonic wars op Google Scolar intypt, vindt een hele lijst aan artikelen en boeken over dit onderwerp. Dit artikel van Eugene White, dat oorspronkelijk van 1999 dateert en in 2001 in een wetenschappelijk tijdschrift werd gepubliceerd, komt zeer dicht bij het onderzoek van Den Braven. Iets minder geldt het voor dit paper dat White samen met Michael Bordo heeft geschreven.       

Het blijkt dat Den Braven behoorlijk op de hoogte was van de wetenschappelijke literatuur. In het paper dat hij daarover geschreven heeft (datum: 30 april 2017)​​​​​​​, citeert hij uit een groot aantal van die wetenschappelijke artikelen. Hij noemt bijvoorbeeld het hierboven genoemde artikel van White meer dan tien keer in zijn paper. In zijn scriptie (25 augustus 2017) noemt hij White achttien keer.

Wie had hoofdstuk 6 van Tegen de Terreur geschreven?

bron: jhsg.nl

Toen kwam in 2018 het boek Tegen de terreur van Beatrice de Graaf zelf uit. De Graaf had haar studenten beloofd dat zij de studenten zou citeren als zij hun werk zou gebruiken. Den Braven las in Tegen de Terreur, en dan met name hoofdstuk 6, letterlijke citaten uit zijn scriptie, maar De Graaf verwees niet naar zijn werk.

Hieronder geef ik een paar voorbeelden daarvan. Die heb ik geput uit een vergelijkingsdocument dat de student Den Braven zelf heeft opgesteld. De eerste drie citaten komen uit hoofdstuk 1 van de scriptie. De laatste twee citaten zijn van hoofdstuk 3 afkomstig. De tekst van De Graaf komt uit hoofdstuk 6 van Tegen de Terreur.  

De UU dekt haar sterhoogleraar Beatrice de Graaf

Academiegebouw UU
Bron: commons.wikimedia.org

Het vermoeden van plagiaat komt, via een paar omwegen, terecht bij de leiding van de Universiteit Utrecht (UU). Deze had de zaak kunnen voorleggen aan de onafhankelijke Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI). Elke universiteit is verplicht zo’n commissie te hebben. Vermoedens van inbreuken op de wetenschappelijke integriteit moeten daar onderzocht worden.

De leiding van de UU vond echter dat De Graaf geen inbreuk op de wetenschappelijke integriteit had gemaakt. Er was namelijk, aldus de UU, geen sprake van plagiaat en dus hoefde de UU de zaak niet voor te leggen aan de CWI. Hier volgt de redenering van UU:

De student heeft voor het schrijven van zijn werkstuk en scriptie gebruikt gemaakt van dezelfde bronnen als De Graaf. Het gaat volgens de advocaat [van de universiteit] om feiten en citaten van derden die auteursrechtelijk niet relevant zijn.

De Graaf: de primaire bronnen zijn mijn eigendom

Beatrice de Graaf zelf voegde daar in de uitzending van Argos nog aan toe dat de student dankzij haar toegang had gekregen tot unieke primaire bronnen. Zij had bovendien die bronnen aangevuld met haar eigen ideeën, teksten, formuleringen. De Graaf: “Ik geef ze een kijkje in mijn keuken (…), ik gaf ze mijn interpretaties en mijn draft-hoofdstukken.

Wat die draft-hoofdstukken betreft, juist hoofdstuk 6, waar het hier om gaat, hadden de studenten niet gekregen. Zoals we net zagen in de tabel heeft De Graaf nu net in hoofdstuk 6 stukken min of meer letterlijk van Den Braven overgenomen. Inderdaad zijn sommige van die overgenomen stukken letterlijke citaten uit andere papers. Voor zover ik kon nagaan heeft Den Braven precies aangegeven waar hij een citaat vandaan heeft.

Welke primaire bronnen heeft Den Braven opgespoord?

Het vorenstaande wekt een heleboel vragen op. Ten eerste, waarom gebruikte De Graaf soms precies dezelfde citaten als Den Braven? De eerste drie citaten van Den Braven uit de tabel hierboven zijn deel van een kort historisch overzicht van het verhalen van oorlogsschade door de overwinnaars op de verslagen landen. Daar komt geen primaire bron van De Graaf bij te pas. Het kwam kennelijk niet bij Beatrice de Graaf op dat de keuze van citaten door de student niet zomaar door haar kon worden overgenomen.

Geheim staatsarchief van Pruisen (Berlijn)
Bron: commons.wikimedia.org

Ten tweede, in de scriptie is maar één primaire bron, waarvan het duidelijk is dat die van De Graaf afkomt. Dat is correspondentie uit “Geheimes Staatsarchiv Preußischer Kulturbesitz”. Daar staan kennelijk verslagen in van gesprekken tussen geallieerden na de nederlaag van Napoleon. Den Braven meldt in zijn scriptie dat hij gebruikt maakt van aantekeningen van De Graaf over dit archief. Dat doet hij vooral in hoofdstuk 2.

Zijn primaire bronnen op Google ook van De Graaf?

Graaf von Metternich
Bron: Thomas Lawrence – Kunsthistorisches Museum, Wien, Publiek domein

Verder gebruikt Den Braven een aantal bronnen – zoals deze die je gewoon op Google kunt vinden– waar je als student niet zo gauw opkomt om die te raadplegen. Het zou dus kunnen dat die bronnen door De Graaf zijn gesuggereerd. Dat leidt dan tot de derde vraag. Neem aan dat De Graaf een of meerdere van die openbaar toegankelijke bronnen aan de student heeft aangereikt. Volgt daar dan automatisch uit dat de interpretatie van die bronnen door de student eigendom is van de docent?

Hoofdstuk 3 van de scriptie, getiteld The 700 million francs indemnity, gebruikt de toegankelijke bronnen. Hier gaat Den Braven dieper in op de motieven van de geallieerden bij het opleggen van herstelbetalingen aan Frankrijk. Uit dat hoofdstuk komen de twee citaten van de Oostenrijkse minister von Metternich in bovenstaande tabel. Ook hier is het duidelijk dat Beatrice de Graaf in haar boek de tekst van Den Braven vrijwel letterlijk heeft overgenomen.

Zat de Graaf in het archief voor bronnen die op Google staan?

De vraag is hier dan ook heel dringend op welke wijze De Graaf de bronnen aan de student heeft overgedragen. Was er, net als bij de Pruisische gespreksverslagen, sprake van een aanvulling en interpretatie door De Graaf waar de student gebruik van kon maken? Het wordt uit de scriptie van Den Braven niet duidelijk. Het wordt ook niet duidelijk uit wat De Graaf bij Argos (in minuut 43) hierover meedeelde.

Het archief van Beatrice de Graaf? bron: pixabay.com

De Graaf spreekt van unieke historische bronnen die zij, als eerste en enige, had opgevist. Ze suggereerde bij Argos dat ze veel moeite moest doen om het archief uit te kammen. Die bronnen zijn echter bijna allemaal openbaar en deels op Google terug te vinden. Wat De Graaf zegt over haar archiefarbeid, kan dus niet voor alle door den Braven gebruikte bronnen gelden.

Is er een conclusie?

Wat is hier nu gebeurd? Wat is het intellectuele eigendom van de student Daan den Braven en wat is van Beatrice de Graaf? Uit de stukken die op de site van Argos staan, wordt het niet duidelijk. De Graaf lijkt haar eigen archiefwerk ten onrechte opgeblazen te hebben. Het blijft verder curieus dat de studenten de voorlopige versie van hoofdstuk 6 van Tegen de Terreur (2018) niet van te voren gehad hebben. Juist in dat hoofdstuk zijn stukken uit de scriptie (2017) van Den Braven terug te vinden Weliswaar gaat het maar om zo’n tien bladzijden in Tegen de Terreur, maar dat lijken wel tamelijk essentiële bladzijden voor het boek.

Verder is het niet goed te begrijpen waarom de student in een latere fase, toen hij al geen student meer was, niet alsnog naar de CWI is gegaan. Dan had hij een onafhankelijk oordeel kunnen krijgen over het al dan niet rechtmatige gebruik van zijn teksten. Maar dezelfde vraag kan natuurlijk ook gesteld worden aan de UU. Die had zeker de CWI moeten inschakelen om de niet helemaal frisse smaak die deze zaak achterlaat weg te kunnen spoelen.

Nu lijkt het erop dat de UU zijn sterhoogleraar uit de wind heeft willen houden.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.